Bij het vak economie wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen de ‘vraagzijde / conjunctuur’ en de ‘aanbodzijde / structuur’ van de economie. Wat stelt dat nu eigenlijk voor?

  Conjunctuur Structuur
gelijk aan vraagzijde van de economie aanbodzijde van de economie
kernbegrippen effectieve vraag  (of: bestedingen) productiecapaciteit (en factoren die de omvang daarvan beïnvloeden); 
concurrentiepositie;
arbeidsproductiviteit.
termijn Er wordt gekeken naar de korte termijn.

Dat wil zeggen dat er uitgegaan wordt van een constante productiecapaciteit.

Investeringen leiden wél tot meer vraag naar (kapitaal)goederen en dus tot meer productie, maar ze hebben op korte termijn geen effect op de productiecapaciteit.

Er wordt gekeken naar de lange termijn.

Dat wil zeggen dat nu nadrukkelijk wél gekeken wordt naar het capaciteitseffect van de investeringen.

Conjunctuur

Bij de conjunctuurzijde van de economie gaat het om de omvang van de bestedingen (of: effectieve vraag).

Het gaat om de totale vraag naar goederen en diensten in een land die leidt tot productie in dat land.
Die totale vraag bestaat uit:

  • Particuliere consumptie (C)
    = de vraag naar eindproducten door gezinnen.

  • Particuliere investeringen (I)
    = aanschaf van productiemiddelen door bedrijven.

  • Overheidsbestedingen (O)
    = bestaande uit de consumptieve uitgaven van de overheid en de investeringen van de overheid.

  • Export (E)
    = vraag naar eindproducten vanuit het buitenland.

  • Import (M)
    = in bovenstaande bestedingen zitten ook producten die wij uit het buitenland invoeren. Die leiden niet tot productie in ons land. Daarom moeten we deze import eraf halen.

  • EV = C + I + O + E – M

Veranderingen in de bestedingen veroorzaken verandering in het groeipercentage van het nationaal inkomen. We spreken van een conjunctuurgolf.
Deze golfbeweging van het nationaal inkomen ontstaat dus als gevolg van de schommeling in de effectieve vraag. Er zijn jaren van snelle groei, jaren waarin nauwelijks sprake is van groei (groeivertraging) en zelfs jaren waarin sprake is van een afname van de productie (krimp).
Een conjunctuurgolf beslaat meestal een periode van ongeveer zeven à tien jaar.

De gemiddelde groei over een lange periode, noemen we de trendmatige groei (of trend).

Gemiddeld genomen groeit de economie volgens deze grafiek met 2%. De bestedingen schommelen daaromheen. Wanneer de golf onder de stippellijn komt is er sprake van een recessie (krimp).

Conjunctuurgolf

Aan de paarse lijn zien we de gemiddelde groei van het productievolume. De werkelijke ontwikkeling schommelt daaromheen.

conjunctuurgolf

Omdat de productie zich aanpast aan het niveau van de bestedingen, is de werkgelegenheid sterk afhankelijk van de omvang van de bestedingen.

Structuurzijde

Centraal bij de aanbodzijde van de economie staat het begrip productiecapaciteit en alle factoren die van invloed zijn op de productiecapaciteit.
De productiecapaciteit wordt bepaald door de kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren. Ook verbetering van de arbeidsverdeling speelt hierbij een rol.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van enkele belangrijke factoren die invloed hebben om de kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren.

Productiefactor Kwantiteit Kwaliteit
Kapitaal
  • beschikbaarheid van financiële middelen (de hoogte van de rente)
  • stand van de techniek
  • innovatie (waarbij scholing weer heel belangrijk is)
Arbeid
  • omvang van de beroepsbevolking
  • omvang totale bevolking
  • deelnemingspercentage / participatiegraad
  • scholing van de arbeiders
  • gezondheidstoestand
  • mate van arbeidsverdeling
Natuur
  • aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen
  • milieu(vervuiling)
Ondernemerschap
  • “ondernemingsdrift” van de bevolking
  • investeringsklimaat in het land, zoals het belastingklimaat

Behalve de productiecapaciteit en de onderdelen die in bovenstaande tabel staan, staat ook de concurrentiepositie centraal bij de structuurkant van de economie.
Die concurrentiepositie is afhankelijk van innovaties en lage prijzen. Die lage prijzen kunnen bijvoorbeeld ontstaan door loonmatiging of een stijging van de arbeidsproductiviteit.

print