Leerlingen maken in groepjes een verbandenschema en geven elkaar hierop feedback.

Doel:
Leerlingen denken actief na over economische begrippen en verbanden.
Bovendien denken ze nu ‘hardop’ zodat leerlingen van elkaar leren / elkaar kunnen corrigeren.

Duur:
Deze les is vergt redelijk veel tijd. Het mooist is een aaneengesloten les van zo’n 100 minuten.

Lesverloop:

  • (10 – 15 minuten)* Om beurten mag een leerling een economisch begrip noemen. Een medeleerling moet dan dit begrip kort toelichten. De docent schrijft de begrippen op het bord.
  • Daarna verdeelt de docent de leerlingen in groepjes van 4. Bij voorkeur de goede leerlingen verdelen over de groepjes voor optimale ‘kruisbestuiving’.
  • (20 – 40 minuten) In groepjes (ontwerpgroep) maken de leerlingen een verbandenschema van de genoemde begrippen. Geef aan hoeveel begrippen die op het bord staan minimaal gebruikt moeten worden. Geef eventueel de mogelijkheid om enkele begrippen zélf toe te voegen (aan maximum verbinden). Deze extra begrippen kunnen leiden tot betere verbandenschema’s. Op een apart vel moeten de leerlingen de verbanden toelichten. In het schema staat bij elk verband een + / – en een nummer.
  • (20 minuten) De verbandenschema’s worden zonder uitwerking aan een andere groep (controlegroep) gegeven. Deze groep maakt een eigen uitwerking bij de genoemde verbanden. Bovendien geeft de groep aan wanneer zij van mening zijn dat er een fout in het schema staat.
  • ( 15 minuten) De controlegroep ontvangt wanneer zij klaar zijn de uitwerking van de ontwerpgroep. Met de originele uitwerking in de hand wordt nog eens kritisch gekeken naar de eigen uitwerking en opmerkingen. Daarna maken zij een ‘foutenrapport’ voor de ontwerpgroep.
  • (10 minuten) De ontwerpgroep krijgt haar schema terug én het foutenrapport. Dit wordt nog kort binnen de groep besproken.

Afronding:
Bespreek kort met de leerlingen hun ervaringen van deze les.
Vermenigvuldig eventueel de beste schema’s met uitwerking, zodat iedereen er nog eens naar kan kijken.

Alternatieven:

  • De eerste fase (begrippen noemen) kan vervangen worden door een vaste set begrippen, zoals:
    • werkloosheid, bezettingsgraad, bestedingen, maatschappelijke geldhoeveelheid, inflatie, investeringen, i/a-ratio, loonkosten, brutoloon
    • tekort collectieve sector, rente, bestedinge, kredietverlening, productiecapaciteit, uitkeringen, wisselkoers, export, inflatie
  • De docent kan verschillende groepen verschillende kaarten met een set begrippen geven. Op die manier worden er meer verschillende verbandenschema’s gemaakt. Deze kunnen eventueel voor andere leerlingen worden gekopieerd.
  • Om deze activiteit in een gewoon lesuur te proppen kan gestopt worden na het maken van een schema en een uitwerking. Eventueel kan de docent deze corrigeren en een les later terug geven.
print