De meeste markten werken niet perfect.
Zolang de nadelen niet te groot worden, accepteren we dat als maatschappij. Maar er zijn ook situaties waar we het gerechtvaardigd vinden dat de overheid actie onderneemt.

Voldoende concurrentie

Perfecte markten leren ons dat meer concurrentie leidt tot lagere prijzen.
Markten werken niet meer perfect als producenten teveel invloed krijgen op de prijs. Die invloed op de prijs kan “automatisch” ontstaan zijn doordat er maar een paar bedrijven in staat zijn om een product te maken. Maar soms zoeken bedrijven elkaar actief op om de concurrentie te beperken. Dat kan op verschillende manieren:

Fusie
Het samengaan van twee of meer ondernemingen tot één nieuwe onderneming. Bij een fusie is, min of meer, sprake van gelijkwaardigheid.

Overname
Dit is wanneer een bedrijf een ander bedrijf opkoopt. Bij een overname is er dus geen sprake van gelijkwaardige partners.
De grens tussen fusie en overname is vaag. Soms wordt de term fusie gebruikt, terwijl er geen sprake is van gelijkwaardigheid. Dan wordt het begrip misbruikt om eventuele weerstand bij het kleinere bedrijf te verminderen.

Kartel
Een kartel is een afspraak tussen twee of meer bedrijven, meestal oligopolisten, om de concurrentie te beperken. De bedrijven blijven bij deze afspraak gewoon zelfstandig.

Consumenten staan meestal machteloos tegenover bedrijven. Wanneer deze bedrijven dan ook nog eens samenwerken om hun positie te versterken, ontstaan machtsposities die we als maatschappij onwenselijk zouden kunnen vinden.
Via wetgeving en toezicht probeert de overheid scheefgroeien van machtsverhoudingen op markten tegen te gaan.

Zo zijn alle kartels die de consument benadelen bij wet verboden. Bedrijven mogen onderling geen prijsafspraken maken, of klanten verdelen.

Bij plannen voor fusies of overnames moeten bedrijven toestemming vragen aan de mededingingsautoriteit,  zowel op nationaal als Europees niveau. Dat is een overheidsdienst die toezicht moet houden op markten. Doel van deze diensten is dat er op elke markt voldoende concurrentie blijft en consumenten niet benadeeld worden door scheve machtsverhoudingen.
In Nederland wordt deze taak uitgevoerd door de Autoriteit Consument en Markt. 
Een mededingingsautoriteit kan fusies of overnames verbieden, of daar voorwaarden aan stellen.

Op sommige markten, waar de concurrentie te beperkt is, schrijft de overheid maximale prijsstijgingen voor. Dat gebeurt in Nederland bijvoorbeeld op de postmarkt en voor het treinvervoer.

 

Uit het nieuws

Europees verbod op treinfusie Siemens en Alstom
Gepubliceerd op 06-02-2019

De Europese Commissie heeft de treinfusie tussen het Duitse Siemens en Franse Alstom geblokkeerd. De transactie is volgens Eurocommissaris Margrethe Vestager (Mededinging) ook niet nodig om tegenwicht te bieden tegen concurrentie vanuit China, een argument dat de voorstanders vaak aandragen.

Volgens Vestager zou de fusie de concurrentie op de markten voor spoorwegsignaleringssystemen en hogesnelheidstreinen hebben geschaad. 
“Miljoenen passagiers in Europa vertrouwen dagelijks op moderne en veilige treinen. Siemens en Alstom zijn beide kampioenen in de spoorwegsector. Zonder afdoende oplossingen zou deze fusie hebben geleid tot hogere prijzen voor signaleringssystemen die de veiligheid van passagiers waarborgen en voor de volgende generaties hogesnelheidstreinen”, zo verklaarde Vestager in een toelichting op haar besluit.

Als de markt het niet kan

Straatverlichting kan niet per persoon verkocht worden.
Als iemand niet betaalt voor straatverlichting kan deze persoon niet worden uitgesloten van het nut van straatverlichting. De lampen branden voor iedereen (of voor niemand).

Dit soort goederen, noemen we collectieve goederen. Deze goederen kunnen niet worden geleverd via ‘de markt’, omdat er geen individuele prijs gevraagd kan worden aan een klant. Daarom zijn we van de overheid afhankelijk voor de levering van deze collectieve goederen.

Collectieve goederen zijn goederen die niet splitsbaar zijn in individueel leverbare eenheden. Collectieve goederen worden geleverd door de overheid en betaald met belastinggeld.

Naast collectieve goederen, laten we de overheid ook quasi-collectieve goederen leveren. Dit zijn goederen die individueel verkocht zouden kunnen worden, maar waar we kiezen voor een collectieve levering. De overheid laat deze goederen produceren en betaalt ze uit belastingopbrengsten, omdat deze goederen een groot maatschappelijk belang hebben.

Als de markt er geen rekening mee houdt

Een markt die voortkomt uit het gedrag van consumenten en producenten houdt niet overal rekening mee.Externe effecten beïnvloeden buiten de markt de welvaart van anderen.  Een roker die ziek wordt, veroorzaakt medische kosten die door de hele maatschappij betaald moeten worden.

Maar ook de consument zélf houdt niet overal rekening mee.
Een roker ervaart misschien wel een consumentensurplus wanneer hij een sigaret opsteekt, maar op dat moment houdt hij geen rekening met het feit dat hij enkele jaren eerder dood zal gaan / grote kans gaat krijgen op gezondheidsproblemen / enz.. Deze welvaartseffecten negeert de consumerende roker. Hij overschat op dat moment de welvaart die hij ervaart dankzij het roken.

De overheid probeert het gebruik van sommige producten te ontmoedigen vanwege hun nadelige effecten op de totale welvaart. Dat doen ze met behulp van accijnzen.

Accijns is een indirecte belasting om het gebruik van bepaalde consumptiegoederen (bijvoorbeeld sigaretten, benzine, alcohol en frisdrank) af te remmen, omdat ze negatieve effecten hebben op de totale welvaart.

Door de extra belasting op deze producten, stijgt de prijs. Dat zorgt ervoor dat er minder van deze schadelijke producten gekocht worden. Dat vermindert de maatschappelijke kosten.
Bovendien levert de extra belasting inkomsten op waaruit de overheid de nadelen van het gebruik kan betalen. Op die manier betaalt de gebruiker voor de negatieve gevolgen in plaats van de hele maatschappij.

Dankzij de accijns worden de maatschappelijke kosten doorberekend in de prijs van het product.

Voorbeeld

Maatschappelijke kosten van roken aanzienlijk hoger dan de baten
26 oktober 2016

Recent is een nieuw onderzoek gepubliceerd naar de kosten en baten van roken. Het onderzoek schat de totale netto kosten (= kosten minus baten) van roken in Nederland op ruim € 30 miljard totale .

De kosten bestaan (vooral) uit:

  • verloren levensjaren en lagere kwaliteit van de levensjaren van (ex-)rokers;
  • productieverlies (onder andere door meer ziekteverzuim) en
  • extra kosten gezondheidszorg.

Hiertegenover staan baten, zoals:

  • inkomsten uit accijnzen;
  • bespaarde AOW en pensioenen en
  • in geld uitgedrukt genot dat gebruikers aan roken toekennen (consumentensurplus).

Het onderzoek wijst uit dat de maatschappelijke kosten van roken aanzienlijk hoger zijn dan de baten. Daarbij is van belang dat de kosten ten gevolge van roken de komende jaren verder zullen stijgen als gevolg van de medisch-technologische ontwikkelingen, waardoor meer rokers langer in leven blijven. Maar dan wel tegen steeds hogere gezondheidszorgkosten.

Maatregelen die het roken terugdringen hebben een positief effect op de maatschappelijke kosten en baten. Bij een afweging tussen verschillende maatregelen is het goed voor ogen te houden dat verhoging van accijns alleen een inkomensoverdracht is (van rokers naar staat) en als zodanig geen maatschappelijke meerwaarde heeft. De meerwaarde zit vooral in effecten zoals lagere gezondheidskosten, minder ziekteverzuim en vooral de winst aan levensjaren.

print