Op de arbeidsmarkt wordt de productiefactor arbeid ‘verhandeld’.
Aan de ene kant zijn er bedrijven die arbeidskrachten zoeken voor hun productie. Aan de andere kant zijn er mensen die hun arbeid willen ‘verkopen’ om op die manier inkomen te verdienen.

Aanbod van arbeid

Mensen die willen werken om daarmee hun inkomen te verdienen, vormen het aanbod van de productiefactor arbeid.
Dat is maar een deel van de totale bevolking. En niet iedereen die wil werken kan werk vinden. Met behulp van onderstaand schema kunnen we het aanbod op de arbeidsmarkt analyseren:

Arbeidsaanbod volgens het CBS

  • De beroepsgeschikte bevolking is iedereen die volgens geldende regels de juiste leeftijd heeft om te kunnen werken. In dit geval dus iedereen tussen de 15 en 74 jaar.

  • De beroepsbevolking is iedereen uit de beroepsgeschikte bevolking die kan en wil werken en daarvoor direct beschikbaar is.

  • Dat betekent dat er ook een groep mensen is die de juiste leeftijd heeft, maar (nog) niet kan of wil werken.
    Denk bij deze groep niet-actieven aan:

    • studenten
    • arbeidsongeschikten
    • huisvrouwen (of – mannen)
    • mensen die met vervroegd pensioen zijn gegaan
  • Van de beroepsbevolking is het grootste deel werkzaam.
    Dat kan in loondienst, maar dat kan ook als zelfstandige.

  • Een deel van de beroepsbevolking is het (nog) niet gelukt om een baan te vinden. Dit is de groep werklozen.
    De werkloosheid wordt meestal als percentage van de beroepsbevolking uitgerekend:

    Formule werkloosheidspercentage

Het deelnemeningspercentage geeft aan hoeveel procent van de beroepsgeschikte bevolking zich ook daadwerkelijk aanbiedt op de arbeidsmarkt.

Formule deelnemeningspercentage

Een laag deelnemingspercentage geeft aan dat het voor bedrijven wellicht moeilijk is om personeel te vinden, terwijl er nog veel mensen zijn die op basis van hun leeftijd zouden moeten kunnen werken.

Vraag naar arbeid

Om te kunnen produceren hebben bedrijven de productiefactor arbeid nodig. Zij vragen om arbeid op de arbeidsmarkt.

Indien bedrijven iemand gevonden hebben, spreken we de vervulde arbeidsvraag: de werkgelegenheid.
Wanneer bedrijven (nog) geen geschikte persoon hebben gevonden voor het werk, ontstaat er een vacature.

De werkgelegenheid wordt uitgedrukt in het aantal personen dat werkt en gezocht wordt, maar kan ook worden uitgedrukt in arbeidsjaren.
Een arbeidsjaar is het aantal uren per jaar dat iemand met een fulltime baan gemiddeld per jaar werkt. De werkgelegenheid in arbeidsjaren is de meest geschikte manier om de totale hoeveelheid werk in een land weer te geven.

Niet iedereen heeft een fulltime baan. En niet iedereen is een heel jaar werkzaam. Daarom zijn er meer personen werkzaam dan de werkgelegenheid in arbeidsjaren. Als er meer in deeltijd gewerkt wordt, wordt het beschikbare werk over meer personen verdeeld.
Aan de p/a-ratio kunnen we zien hoeveel er in een land gemiddeld in deeltijd gewerkt wordt.

Formule p/a-ratio

Door het aantal personen te delen door het aantal arbeidsjaren kunnen we zien hoeveel personen gemiddeld één arbeidsjaar delen. Hoe groter de p/a-ratio, hoe meer er dus in deeltijd gewerkt wordt.

Voorbeeld

In een fabriek werken 15 personen.

  • 8 personen hebben een fulltime baan van 38 uur/week
  • 4 personen werken 20 uur/week
  • 3 personen werken 12 uur/week

In totaal wordt er door 15 personen 420 uur/week gewerkt.
Omgerekend zijn dat ongeveer 11 fulltime banen. 

De werkgelegenheid bedraagt 15 personen / 11 arbeidsjaren.
De p/a-ratio bedraagt 1,36.

In Nederland wordt relatief veel in deeltijd gewerkt. Vooral door vrouwen. Het recht op deeltijdwerk is in Nederland zelfs bij wet geregeld.

Deeltijdwerk zorgt ervoor dat werken voor mensen aantrekkelijker is, waardoor ze eerder (blijven) werken. Aan de andere kant zorgt deeltijdwerk ervoor dat mensen minder uren werken dan mogelijk. Het zorgt dus zowel voor meer aanbod van arbeid, als voor minder aanbod. Het totale effect op het aanbod van arbeid is dus onduidelijk, maar in ieder geval voorziet het duidelijk in een behoefte.

Krapte op de arbeidsmarkt

Vacatures en werkloosheid zijn er altijd naast elkaar. Bijvoorbeeld omdat het enige tijd kost om iemand te vinden, mensen wellicht niet de juiste kwaliteiten hebben die gevraagd worden of in de verkeerde regio wonen en niet kunnen/willen verhuizen.

De arbeidsmarkt is krap wanneer er in verhouding veel vraag naar arbeid is, maar weinig aanbod.
Bij een krappe arbeidsmarkt hebben bedrijven moeite om (geschikt) personeel te vinden.

De krapte op de arbeidsmarkt is al zichtbaar wanneer je kijkt naar de omvang van de werkloosheid. Nog beter is het om de werkloosheid te vergelijken met het aantal openstaande vacatures.
Onderstaande afbeelding laat de ontwikkeling zien van het aantal vacatures per werkloze.krapte arbeidsmarkt

In 2013 was er voor elke werkloze maar 0,15 vacature beschikbaar. Het was voor een werkloze dus erg moeilijk om een baan te vinden. En voor bedrijven tamelijk eenvoudig om personeel te vinden. We spreken dan van een ruime arbeidsmarkt.
In 2019 was er voor elke werkloze 0,9 vacature beschikbaar. Het was voor een werkloze dus niet moeilijk om een baan te vinden. En voor bedrijven heel lastig om geschikt personeel te vinden. We spreken dan van een krappe arbeidsmarkt.

Bovenstaande cijfers zeggen niets over de kwaliteiten van een werkzoekende en de gevraagde kwaliteiten bij een vacature. Maar hoe krapper een arbeidsmarkt wordt, hoe lastiger het wordt om geschikt personeel te vinden.
Een krappe arbeidsmarkt kan de economische groei remmen, omdat bedrijven hun productie niet kunnen uitbreiden als ze geen extra personeel kunnen vinden.

print