Vraag 1
Teken de onderstaande vraaglijnen.
a | Qv = – 1,45p + 4000 |
waarbij geldt: |
b | Qv = – 4p + 800 |
waarbij geldt: |
c | Qv = – 500p + 75.000 |
waarbij geldt: |
d | Qv = – 0,75p + 150 |
waarbij geldt: |
Vraag 2
a |
Gebruik de vraaglijn uit vraag 1a. |
b |
Gebruik de vraaglijn uit vraag 1b. |
c |
Gebruik de vraaglijn uit vraag 1d. |
Vraag 1
Vraag 2
a |
Qv = – 1,45p + 4000 Dat wil zeggen een afzet van 182.500.000 stuks per maand |
b |
Qv = – 4p + 800 p is in centen, dus € 0,75 betekent dat je in de formule 75 (cent) moet invullen! Qv = – 4 x 75+ 800 = 500 500 miljoen kg á € 0,75 per kilo = € 375 mln. |
c |
Qv = – 0,75p + 150 Bij een prijs van € 80: Bij een prijs van € 90: Dus: -8,33% |