Vraag 1
a |
Wat is (precies) giraal geld? |
b |
Hoe noemen we de optelsom van alle chartale en girale geld in handen van het publiek? |
c |
Verklaar de ontwikkeling die zichtbaar wordt in ‘grafiek 6.1’. |
d |
Bereken met hoeveel procent (en hoeveel procentpunten) het aandeel van het girale geld in het totaal in de vorige eeuw is toegenomen. |
e |
Banken hebben deze ontwikkeling sterk gestimuleerd. |
Vraag 1
a |
Giraal geld = alle betaalrekeningen van het publiek (gezinnen en bedrijven). |
b |
Maatschappelijke geldhoeveelheid |
c |
Er wordt in verhouding steeds meer giraal geld gebruikt en steeds minder chartaal geld. |
d |
In 1900 was het aandeel van giraal geld: 20% van het totaal Dat is een stijging van: 350% (of van 70%-punten) |
e |
Ten eerste kunnen banken dankzij de lagere liquiditeitseis nu meer krediet verlenen met minder geld (zie liquiditeitspercentage). Ten tweede zijn de kosten die samenhangen met contant geld hoger dan bij giraal geld. Giraal betalen is voor de banken dus goedkoper. |