Opgave 1

Om ‘de markt meer ruimte te geven’ pleit de SER voor “balansverkorting”. Dat wil zeggen dat de overheid gelijktijdig overheidssubsidies aan de ene kant en belastingen aan de andere kant verlaagt.
Op lange termijn kan zo’n balansverkorting volgens de SER positieve gevolgen hebben voor de overheidsfinanciën.

1 Leg uit dat balansverkorting op lange termijn positieve gevolgen kan hebben voor de overheidsfinanciën.

Met behulp van onderstaand model kunnen de gevolgen van balansverkorting voor het tekort van de overheid op korte termijn worden geanalyseerd.

Een gesloten economie met overheid
Waarbij:
(1) C = c1Yb + c2SU + Co C = particuliere consumptieve bestedingen
(2) Yb = Y – B Yb = besteedbaar inkomen
(3) B = bY + Bo B =
belastingopbrengst
(4) I = Io I =
particuliere investeringen
(5) O = Oo O = overheidsbestedingen
(6) SU = SUo SU = consumentensubsidies
(6)
(7)
EV =
Y =
C + I + O
EV
EV =
Y =
effectieve vraag
nationaal inkomen
Alle grootheden luiden in miljarden euro’s
Verder is gegeven dat c1 = 0,8     c2 = 0,95     en      b=0,5

In dit model is c2 groter dan c1.

2 Geef hiervoor een verklaring.

De eindvergelijking van dit model ziet er als volgt uit:

In dit model kan de overheid via een drietal autonome grootheden de economische groei beïnvloeden: Oo, Bo en SU.
Al deze autonome grootheden hebben een andere multiplierwaarde.

3 Hoe groot zijn de multiplier voor respectievelijk Oo, Bo en SU
4 Leg met behulp van c1 en c2 uit waarom de multiplier van SU een groter effect heeft op Y dan die van Bo. Gebruik in je antwoord de term “lek”.

Stel dat de overheid in dit model overgaat tot balansverkorting.
Zij verlaagt zowel de consumentensubsidies als de autonome belastingen met 6 mld. euro.

5 Bereken met welk bedrag het tekort van de overheid ten gevolge van deze maatregel zal stijgen.

In dit model hebben de consumentensubsidies een autonoom karakter. Het is echter goed te verdedigen dat deze subsidies endogeen zijn.

6 Geef hiervoor een economische verklaring.

Opgave 2

Het effect van een bestedingspolitiek voor de hoogte van het nationaal inkomen van een land is ondermeer afhankelijk van de grootte van de invoerquoten van de onderscheiden componenten van de effectieve vraag.

7 Geef een voorbeeld van een component met een lage invoerquote. Geef een verklaring.

Met behulp van het onderstaande model voor een open economie met een sector overheid worden de effecten van bestedingspolitiek geanalyseerd rekening houdend met het in de aanhef van de opgave gestelde.
In de exportvergelijking is daartoe een onderscheid gemaakt tussen de overheidsbestedingen en overige componenten van het nationaal inkomen.

Een open economie met overheid
Waarbij:
(1) C = c(Y- B) + Co C = particuliere consumptieve bestedingen
(2) B = bY + Bo B =
belastingopbrengst
(4) I = Io I =
particuliere investeringen
(5) O = Oo O = overheidsbestedingen
(6) E = Eo E = export
(7) M = m1(Y-O) + m2O M = import
(8)
(9)
EV =
Y =
C + I + O + E – M
EV
EV =
Y =
effectieve vraag
nationaal inkomen
Alle geldbedragen luiden in miljarden euro’s
c, b, m1, m2, Co, Io, Oo, Bo en Eo zijn exogene grootheden.
c=0,8;  b=0,5;   m1=0,5;  m2=0,3;  Co=10;  Io=30;  Oo=260;  Bo=40 en Eo = 164

De oplossingsvergelijking van het evenwichtsinkomen luidt:

Bij de gegeven waarden van de exogene grootheden bedraagt het evenwichtsinkomen 440 mld. euro.

Bij het evenwichtsinkomen is het nationaal spaarsaldo gelijk aan het saldo van de lopende rekening van de betalingsbalans.

8 Laat door middel van een berekening zien dat in dit model het particuliere spaarsaldo gelijk is aan het saldo van de lopende rekening van de betalingsbalans (E-M).

Bij het evenwichtsinkomen van 440 miljard euro is er sprake van onderbesteding. De overheid wil een bedrag van 22 miljard aanwenden voor een stimulering van de effectieve vraag.
Stel dat de overheid dit bedrag volledig aanwendt voor een verhoging van de overheidsbestedingen.

9 Bereken de stijging van het nationale inkomen als gevolg van deze verhoging van de overheidsbestedingen.
10 Bereken het overheidstekort na de genoemde verhoging van de overheidsbestedingen.

In dit model spelen alleen de bestedingseffecten van de overheidsbestedingen een rol.

11 Bij welk soort overheidsbestedingen is zowel sprake van een bestedingseffect als van een capaciteitseffect? Geef een verklaring.

De overheid kan het bedrag van 22 miljard ook gebruiken voor een verlaging van de autonome belastingen.

12 Leg uit waarom de overheid de autonome belastingen met meer dan 22 mld. moet verlagen om een daling van de totale belastingopbrengst met 22 mld. te kunnen realiseren.

Te berekenen valt dat in dit model een belastingverlaging een geringer effect heeft op het nationaal inkomen dan een verhoging van de overheidsbestedingen met hetzelfde bedrag.

13 Beredeneer dat de genoemde instrumenten een verschillend effect hebben op de hoogte van het nationaal inkomen met behulp van vergelijking 7 in het model.

Opgave 1

1 Op lange termijn leidt (in de theorie) het reduceren van overheidsinvloed en het bevorderen van marktwerking tot een grotere groei van het nationaal inkomen. Hierdoor krijgt de overheid extra belastinginkomsten en bespaart zij op inkomensafhankelijke subsidies.

 

2 De consumentensubsidies zijn vaak inkomensafhankelijk. De lagere inkomensgroepen die hiervoor in aanmerking komen besteden een groter deel van hun inkomen dan hogere inkomensgroepen.

Daarnaast zijn deze subsidies soms gebonden aan een specifieke aankoop.

 

3 Gegeven is de eindvergelijking:

Wanneer we daar de gegeven waarden van de marginale quoten invullen, onstaat de eindvergelijking:

Deze functie kunnen we ook anders opschrijven, zodat we de vermenigvuldigingsgetallen (multipliers) beter herkennen:

In deze laatste vergelijking zien we waarmee de autonome besteding wordt vermenigvuldigd om Y uit te rekenen:

  • autonome overheidsbestedingen = 1,67
  • autonome belastingen = -1,33
  • autonome consumentensubsidies = 1,58
4 Omdat bij het besteedbaar inkomen (20%) een groter deel wordt gespaard dan bij de consumentensubsidies (5%), lekt in eerste instantie bij de consumentensubsidies een kleiner deel van de bestedingsimpuls weg en leidt het dus voor een groter deel tot extra bestedingen, productie en dus inkomen.

 

5 De verlaging van de autonome belastingen (6 mld) wordt volledig gecompenseerd door een besparing op de consumentensubsidies (6 mld). Dit heeft dus geen effect op het overheidstekort.

Het nationaal inkomen zal echter ook veranderen op korte termijn. Daarbij moeten we rekening houden met de multiplierwerking van de veranderde autonome bestedingen:
ΔY = -1,33 • ΔBo + 1,58 • ΔSU
ΔY = -1,33 • -6    + 1,58 • -6
ΔY = +8 – 9,5
ΔY = -1,5 (mld euro)

Het inverdieneffect werkt nu negatief.
De marginale belastingdruk was 50% (B = 0,5Y + Bo).
De overheid zal dus nu 0,75 mld. aan inkomsten mislopen door de daling van het nationaal inkomen.

Hoewel de maatregel in eerste instantie dus neutraal leek voor het budget, neemt het tekort van de overheid dus met 0,75 mld toe.

 

6 De consumentensubsidies zijn vaak inkomensafhankelijk. Bij een stijging van het inkomen (nationaal inkomen) zullen minder mensen een beroep kunnen doen op deze subsidie.
Het is dus goed te verdedigen om de consumentensubsidies deels afhankelijk te maken van Y (en dan word SU deels endogeen).

Opgave 2

7 De overheidsbestedingen. Deze bestaan immers voor een groot deel uit ambtenarensalarissen.
Daarnaast heeft de overheid bij aanbestedingen (investeringen) meer dan andere partijen voorkeur voor nationale aanbieders.

 

8 (S-I) + (B-O) = (E-M)

Als het particuliere spaarsaldo (S-I) gelijk is aan (E-M), dan moet (B-O) = 0 zijn!

B = bY + Bo
B = 0,5Y + 40
B = 0,5·440 + 40
B = 260

O = Oo
O = 260

(B-O) = 0   ⇒ dan is (S-I)=(E-M)

 

9

ΔY = 24

 

10
Manier 1
Manier 2
B = bY + Bo
B = 0,5Y + 40
B = 0,5·464 + 40
B = 272

O = Oo
O = 282

DUS: (B-O)= -10

ΔY = 24

ΔB = 0,5·24
ΔB = +12

ΔO = +22

(B-O) was 0

Dus nu ontstaat een tekort van 10

 

11 Overheidsinvesteringen hebben ook een capaciteitseffect, omdat (bijvoorbeeld door het aanleggen van snelwegen) de productiecapaciteit van het land verbeterd/wordt vergroot..

 

12 Door het optreden van een inverdieneffect wordt een deel van de verlaging van de autonome belastingen (Bo) terug verdiend via een stijging van het inkomen (bY).
Om B met 22 te laten dalen moet dus Bo met meer dan 22 dalen.

 

13 (6)  M = m1(Y-O) + m2O

m1=0,5     en     m2=0,3

Belastingverlaging
Door een belastingverlaging hebben gezinnen meer te besteden (vergelijking 1). Van deze extra bestedingen lekt 50% (m1) weg naar het buitenland. Het bedrag dat weglekt leidt niet tot nieuwe productie en nieuw inkomen in eigen land.

Verhoging overheidsbestedingen
Van deze extra bestedingen lekt 30% (m2) weg naar het buitenland. En leidt op die manier niet tot nieuwe productie en nieuw inkomen in eigen land.

Het importlek is bij de consumptieve bestedingen (Bo omlaag) groter. De multiplierwerking dus kleiner.

Bovendien
Bovendien treedt bij de belastingverlaging een spaarlek op voordat het geld wordt uitgegeven. De overheidsbestedingen worden voor 100% uitgegeven. Ook dit eerste spaarlek verzwakt de werking van de belastingverlaging.

print