Vraag 1

Onderstaande afbeelding visualiseert de inkomensverschillen binnen Nederland en binnen Brazilië.
De bevolking is in gelijke groepen van 20% ingedeeld. Het gemiddelde inkomen per groep bepaalt de omvang van de persoon (voor nauwkeurigheid zijn de percentages onder de afbeelding opgenomen).

a

Bereken de inkomensverhouding voor beide landen tussen de rijkste 20% en de armste 20% van de bevolking.

In de grafiek zijn alleen mensen die een inkomen verdienen in de groepen gezet.
In Nederland gaat dat om 10,5 mln. personen.
In dat jaar was het totale Nederlandse inkomen € 840 mld.

b

Bereken het gemiddelde maandinkomen van een Nederlander in groep 1 en van een Nederlander in groep 5.

Stel: je kan kiezen in welk van deze twee landen je geboren wordt, maar niet binnen welk gezin in dat land. Je maakt die keuze uitsluitend op basis van bovenstaande grafiek.

c

In welk land wil jij dan geboren worden? Verklaar je antwoord.

In landen met grote ongelijkheid, zoals Brazilië, verdedigen mensen de inkomensongelijkheid vaak door erop te wijzen dat iedereen zo’n hoog inkomen kan verdienen (als iemand maar …).
Die mening is vaak niet alleen te vinden onder de rijke Brazilianen, maar verrassend genoeg ook onder de armere mensen.

d

Leg uit waarom de kans dat iemand uit een arm gezin veel meer gaat verdienen heel klein is.

e

Wat zou de Braziliaanse overheid kunnen doen om de kansen voor arme Brazilianen op een stijging van hun inkomen te vergroten?

Vraag 2

Gegeven onderstaande Lorenzcurve.
Deze grafiek toont (bij benadering) de inkomensverdeling in een rijk Europees land.

 

a

Hoeveel procent van het primaire inkomen wordt verdiend door de rijkste 20% van dit land? Verklaar je antwoord met de getallen uit de Lorenzcurve.

b

Op welke twee manieren worden de inkomensverschillen in dit land (net als in Nederland) genivelleerd? Verklaar je antwoord met de getallen uit de Lorenzcurve.

c

Voor welke inkomensgroep is het primaire inkomensaandeel gelijk aan het inkomensaandeel in het besteedbare inkomen? Verklaar je antwoord met een berekening.

Hoewel uit de grafiek blijkt dat de armste 20% van de bevolking 5% van het primaire inkomen verdient, zitten er in deze groep mensen die een negatief primair inkomen hebben.

d

Noem alle primaire inkomens.

e

Hoe kan iemand een negatief primair inkomen hebben? Verklaar je antwoord.

Vraag 1

a

Brazilië:
2,5% voor de armste – tegenover 62,5% voor de rijkste ⇒ rijk iemand verdient 25× zoveel.

Nederland:
7% voor de armste – tegenover 38% voor de rijkste ⇒ rijk iemand verdient 5,4× zoveel.

b

In elke groep zitten 20% van 10,5 mln. mensen = 2,1 mln. mensen.

Groep 1 verdient 7% van € 840 mld. = € 58,8 mld.
Gemiddeld inkomen = (58,8 mld / 2,1 mln) €28.000 per jaar
Gemiddeld maandinkomen = € 2.333

Groep 5 verdient 38% van € 840 mld. = € 319,2 mld.
Gemiddeld inkomen = (319,2 mld / 2,1 mln) € 152.000 per jaar
Gemiddeld maandinkomen = € 12.667

c

Voor de meeste mensen geldt dat de onzekerheid over het inkomen heel zwaar weegt.
Het overgrote deel van de mensen zal in Nederland geboren willen worden, omdat je daar altijd een redelijk inkomen zult hebben.

d

De armste mensen hebben geen geld en tijd om kinderen naar school te sturen (en zeker niet naar een goede school). Daarom zullen de kinderen nooit voldoende geschoold worden om ergens een (goede) baan te vinden.
Bovendien hebben ze geen geld om een eigen bedrijf te beginnen en zullen ze ook geen lening kunnen krijgen daarvoor.

Zowel een goed looninkomen als een goed inkomen uit eigen onderneming zijn dus (zo goed als) onbereikbaar.

e

Een paar voorbeelden van mogelijke oplossingen:

  • Gratis (en verplicht) goed onderwijs aanbieden.
  • Gezinnen een basisinkomen geven, zodat de kinderen naar school kunnen gaan (in plaats van werken).
  • Arme gezinnen gemakkelijker een lening geven om een eigen bedrijfje te beginnen.

Vraag 2

a

Rode lijn = primaire inkomen.
De armste 80% verdient 60% van het inkomen ⇒ de rijkste 20% verdient dus 40% van het primaire inkomen.

b

Je ziet dat zowel de eerste als de tweede groep een groter inkomensaandeel krijgt.
Zij ontvangen dus extra geld van de overheid (in de vorm van bijvoorbeeld uitkeringen).

Je ziet dat de laatste (twee) groep(en) minder inkomen over houdt nadat de overheid herverdeelt.
Zij betalen dus in verhouding extra veel belasting (progressieve belasting).

c

De derde groep heeft zowel bij het primaire- als het secundaire inkomen een aandeel van 20%.

Want primair: 35 – 15 = 20%
Secundair: 43 – 23 = 20%

d

Primaire inkomens zijn:

  • loon
  • huur / rente
  • pacht
  • winst
e

Je kunt een negatief inkomen hebben als je een eigen bedrijf hebt dat verlies maakt.
Als je verlies (negatieve winst) groter is als alle andere primaire inkomens die binnen komen, dan heeft deze persoon een negatief primair inkomen.

print