Vraag 1

Gegeven onderstaande gegevens over de betalingsbereidheid van een kleine groep consumenten.
De prijs van het product is weergegeven in de afbeelding.

a

Neem de grafiek over in je schrift en arceer het totale consumentensurplus.

b

Bereken de omvang van het totale consumentensurplus.

c

Heeft Maze ook een consumentensurplus? Verklaar je antwoord.

Vraag 2

De collectieve vraaglijn van een compacte fotocamera luidt:

Qv = -0,1P + 25

Waarbij:
Qv = gevraagde hoeveelheid in miljoen stuks per jaar
P = prijs in euro’s per toestel.

In de uitgangssituatie kost het fototoestel € 150.

a

Neem de figuur over in je schrift en arceer het consumentensurplus in de uitgangssituatie.

b

Bereken de omvang van het consumentensurplus in de uitgangssituatie.

c

Bereken de gevraagde hoeveelheid indien de producent de prijs van het toestel met 20% verlaagt.

d

Geef in een andere kleur (in dezelfde figuur als vraag a) de toename van het consumentensurplus weer die ontstaat door de prijsverlaging.

e

De producent wil graag 17 miljoen stuks per jaar verkopen.
Bereken welke prijs hij in dat geval voor zijn toestel moet vragen.

Vraag 3

Een klein pretparkje in het centrum van een grote stad heeft marktonderzoek laten doen naar de betalingsbereidheid van potentiële bezoekers.
Daaruit kwam de onderstaande vraagfunctie:

Qv = -2P + 100

Waarbij:
Qv de gevraagde hoeveelheid kaartjes is in 1.000 (bezoekers) per jaar
P de prijs van een entreekaartje is in euro’s.

In de uitgangssituatie vraagt het pretpark een entreeprijs van € 25 per bezoeker.

a

Neem de figuur over in je schrift en arceer het consumentensurplus in de uitgangssituatie.

b

Bereken de omvang van het consumentensurplus in de uitgangssituatie.

Het onderzoeksbureau heeft de betalingsbereidheid van mensen onderzocht in de maand juli.
In deze periode bezoeken massa’s toeristen de stad.

In oktober neemt het aantal toeristen in de stad fors af.
Bij de gegeven prijs daalt het bezoekersaantal dan met 25%.

c

Schets de vraaglijn die geldt in oktober (in dezelfde grafiek als vraag a).

d

Bereken de verandering van het totale consumentensurplus door het wegvallen van de toeristen.

e

Welke van de volgende veranderingen zouden dezelfde verschuiving van de vraaglijn kunnen veroorzaken? Verklaar steeds je antwoord.

  1. het regent vaak in oktober
  2. de economie in het land is gegroeid, waardoor mensen meer inkomen verdienen
  3. de dierentuin in de stad heeft de prijzen verhoogd
  4. het pretpark verhoogt de entreeprijs
  5. het pretpark betaalt alleen reclameborden in de stad in de maanden juni t/m augustus

Vraag 1

a
b

Een consumentensurplus heb je wanneer je bereid bent om méér te betalen dan je hoeft te betalen:

Sabine = 20 – 11 = € 9
Youssef = 18 – 11 = € 7
Sander = 15- 11 = € 4
Irene = 14- 11 = € 3

Totale surplus (9+7+4+3) = € 23

c

Maze heeft een lagere betalingsbereidheid dan de prijs.
Zij koopt het product niet – en heeft dus ook geen consumentensurplus.

Vraag 2

a
b

Het consumentensurplus is een driehoek.
De oppervlakte daarvan reken je uit door ½ × basis × hoogte

Oppervlakte = ½ × 10 mln. stuks × € 100 = € 500 mln.

c

De oude prijs was € 150.
20% prijsverlaging betekent een nieuwe prijs van € 120 (0,8 × 150)

Qv = -0,1P + 25
Qv = -0,1×120 + 25
Qv = 13 (miljoen stuks)

d
e

Qv = -0,1P + 25
De producent wil graag een vraag van 17 (miljoen stuks)

17 = -0,1P + 25
0,1P = 8
P = 80 ⇒ dan moet hij de prijs verlagen naar € 80.

Vraag 3

a
b

Het consumentensurplus wordt weergegeven met de driehoek:

De oppervlakte van deze driehoek kun je uitrekenen met: ½ × basis × hoogte

CS = ½ × 50.000 × € 25 = € 625.000

c

Als de vraag met 25% bij een prijs van € 25 ⇒
de vraag was 50(.000) en wordt 37,5

De vraaglijn verschuift evenwijdig waarbij bij € 25 de vraag 37,5 wordt:

d

Voor het surplus kun je bovenstaande afbeelding gebruiken.
Consumentensurplus is de driehoek boven de prijs (en onder de vraaglijn).

Eerst de nieuwe aanbodlijn:
De oude lijn was Qv = -2P + 100 (de lijn verschuift evenwijdig, dus de helling verandert niet)
De nieuwe lijn gaat door het punt met prijs 25 en hoeveelheid van 37,5

Qv = -2P + 100
37,5 = -2×25 + ?
? = 87,5

Qv = -2P + 87,5
Dat wil zeggen dat het nulpunt bij Q=0 ⇒ P = 43,75

OUDE CS was € 625.000

NIEUWE CS:
CS = ½ × 37.500 × (€ 43,75 – € 25) = € 351.562,50

Het surplus neemt dus af met € 273.437,50

e
  1. het regent vaak in oktober
    ⇒ bij dezelfde prijs zal door het slechte weer het bezoekersaantal dalen
    ⇒ ZELFDE VERSCHUIVING
  2. de economie in het land is gegroeid, waardoor mensen meer inkomen verdienen
    ⇒ bij dezelfde prijs zullen mensen vaker naar pretpark komen
    ⇒ VERSCHUIVING NAAR RECHTS ipv LINKS
  3. de dierentuin in de stad heeft de prijzen verhoogd
    ⇒ dan zullen mensen eerder kiezen voor het pretpark, dus bij dezelfde entreeprijs meer bezoekers
    ⇒ VERSCHUIVING NAAR RECHTS ipv LINKS
  4. het pretpark verhoogt de entreeprijs
    ⇒ lijn blijft hetzelfde. Alleen je leest een ander punt af op dezelfde lijn.
  5. het pretpark betaalt alleen reclameborden in de stad in de maanden juni t/m augustus
    ⇒ bij dezelfde prijs zullen door minder reclame in oktober de bezoekersaantallen dalen
    ⇒ ZELFDE VERSCHUIVING
print