Vraag 1

De schijven in box 1 zien er als volgt uit:

Het eigenwoningforfait is 0,6% van de WOZ-waarde.
Hypotheekrente is de enige toegestane aftrekpost.

In box 3 geldt een belastingtarief van 30% over het fictieve inkomen.
Het fictieve inkomen wordt over het belastbare vermogen middels de volgende schijvenberekening bepaald.
Het vrijgestelde vermogen is € 30.846.

Het belastingstelsel kent twee heffingskortingen:

  • een algemene heffingskorting van € 2.711
  • een arbeidskorting van € 3.595
  • Menno woont alleen.
    Hij werkt als accountant (in loondienst). Daar verdient hij een vast salaris van € 105.000.

    Hij woont in een mooi appartement in Rotterdam. De gemeente heeft die woning getaxeerd op € 550.000.
    Hij heeft destijds een hypotheek afgesloten voor € 480.000 waarover hij jaarlijks 3,2% rente moet betalen.

    Menno heeft inmiddels een behoorlijk vermogen opgebouwd. Op 1 januari staat er € 9.000 op zijn betaalrekening, € 120.000 op twee spaarrekeningen en hij heeft een beleggingsportefeuille van € 85.000.

  • Sabine is net klaar met haar opleiding.
    Zij begint op hetzelfde accountantskantoor. Haar bruto jaarsalaris is € 45.000.

    Sabine woont in een huurwoning waar ze maandelijks € 800 voor betaalt.

    Sabine heeft een klein beetje spaargeld en een flinke studieschuld.

a

Bereken hoeveel belasting Menno in totaal moet betalen.

b

Bereken de gemiddelde belastingdruk voor Menno.

Sabine verdient aanzienlijk minder.

c

Bereken de gemiddelde belastingdruk voor Sabine.

d

Vind jij het verschil in gemiddelde belastingdruk rechtvaardig? Verklaar je antwoord.

Vraag 2

a

Stap 1 – bereken belastbaar inkomen voor box 1

Arbeidsinkomen
eigenwoningforfait
hypotheekrente aftrek   
belastbaar inkomen
€ 105.000
+          3.300
  –          15.360
€ 92.940
Stap 2 – bereken de belasting in box 1.

Voor een deel valt dit inkomen in de tweede schijf. Dus:

In box 1 moet dus € 37.680 belasting betaald worden.

Stap 3 – bereken de belasting in box 3.

Belastbaar vermogen op 1 januari = € 183.154 (214.000 – 30.846)

In box 3 moet dus € 1.776 belasting worden betaald over een fictief inkomen van € 5.920.

Stap 4 – bereken totaal verschuldigde belasting

Totale belasting box 1 en 3 (37.680 + 1.776) = € 39.456
– Heffingskortingen (2.711 + 3.595) = € 6.306
Verschuldigde belasting € 33.150

b

Hij betaalt € 33.150 belasting over een inkomen van € 105.000.
Dat is gemiddeld (33.150/105.000×100%) 31,6%

c

Het totale inkomen van Sabine valt in schijf 1 van box 1.
Zij heeft geen bijtellingen of aftrekposten.

37,35% van € 45.000 = € 16.807

In box 3 heeft Sabine alleen schulden. Zij hoeft dus geen belasting in box 3 te betalen.

Zij heeft wel recht op de heffingskortingen.

Totale belasting box 1 = € 16.807
– Heffingskortingen (2.711 + 3.595) = € 6.306
Verschuldigde belasting € 10.501

Sabine betaalt € 10.501 belasting over een inkomen van € 45.000.
Dat is gemiddeld 23,3%

d

Eigen mening.

Argumenten moeten een afweging vormen tussen “iedereen moet bijdragen” en “als je meer verdient, kun je gemakkelijker een groter deel van je inkomen betalen aan belasting”.

print