In onderstaande grafiek is de productiefunctie van een land weergegeven.
De economie bevindt zich in het begin van 2022 in punt A.

productiefunctie

a

Is hier sprake van toenemende-, afnemende, of constante meeropbrengsten? Verklaar je antwoord.

b

Leg uit waarom in de gegeven situatie het land punt B niet kan bereiken.

Vanaf 1 maart 2022 stelt de overheid van een land voor alle inwoners een scholingsbudget beschikbaar van (maximaal) € 1.000 per persoon. Het geld mag alleen gebruikt worden voor erkende scholing. Het mag niet besteed worden aan cursussen voor hobby’s.
Het budget dat de overheid hiervoor ter beschikking stelt is binnen enkele weken volledig ingezet. Mensen die achter het net vissen zullen moeten wachten tot volgend jaar, wanneer de overheid opnieuw een bedrag voor deze regeling beschikbaar zal stellen.

c

Verklaar waarom de economie van dit land nu wél in punt B kan geraken.

  • Maak in je uitleg gebruik van de productiefunctie.
  • Leg uit hoe een punt gehaald kan worden bóven de originele productiefunctie.
  • Leg uit waarom ook een ander punt óp de (nieuwe) productiefunctie zal worden bereikt.
a

Er is sprake van afnemende schaalopbrengsten, omdat Y minder dan evenredig groeit bij een toename van de productiefactoren.

b

De blauwe lijn geeft de maximaal haalbare productie aan met de gegeven productiefactoren en totale factorproductiviteit.
Punt B ligt boven de lijn en is dus niet bereikbaar.

c

Het geven van alle scholing leidt tot een hogere productie (verschuiving over de curve naar rechts).
Door de scholing stijgt de arbeidsproductiviteit / totale factorproductiviteit. De bestaande productiefunctie verschuift naar boven.

print