Een kringloopschema toont een  model  van de belangrijkste geldstromen in een economie. In het meest uitgebreide model onderscheiden we een vier sectoren: gezinnenbedrijvenoverheid – en buitenland. Daarnaast wordt in een kringloopschema de financiële instellingen opgenomen als bemiddelaars van sparen en lenen.

Onderstaand schema toont de belangrijkste geldstromen tussen deze sectoren:

Kringloopschema

Waarbij geldt:

= particuliere consumptie
= belastingen
= particuliere besparingen
= overheidsbestedingen
(B-O) = begrotingstekort
In = (netto) particuliere investeringen
= export
= import
= nationaal inkomen (nationaal product)

Hierbij moet je bedenken dat:

  • Een model de werkelijkheid sterk vereenvoudigt. Er zijn veel meer geldstromen te verzinnen tussen deze sectoren, maar voor het gemak laten we die weg.
  • Gezinnen zijn eigenaar van de productiefactoren en ontvangen dus alle inkomen dat met produceren ontstaat. Gezinnen leveren arbeid (loon ontvangen), zijn eigenaar van een bedrijf (ontvangen winst) enz..
  • De pijlen (m.u.v. de gestippelde) stellen geldstromen voor. Kijk maar naar export en import.
  • We gaan ervan uit dat er geen geld binnen een sector blijft ‘hangen’; de hoeveelheid geld die binnenkomt gaat er ook weer uit.

Het multipliereffect

Wanneer de overheid de economie wil stimuleren in een periode van onderbesteding en daartoe bijvoorbeeld extra geld uitgeeft voor overheidsinvesteringen (een deel van O), dan ontstaat er een zogenaamde multiplierwerking:
voor het geld dat de overheid uitgeeft moeten producten worden gemaakt, de mensen die de productiefactoren hiervoor leveren verdienen nu extra inkomen. Vervolgens gaan ook deze mensen dit geld uitgeven, waardoor er weer extra productie ontstaat, enz..enz…enz…

Door het multipliereffect stijgt het nationaal inkomen uiteindelijk méér dan er in eerste instantie extra werd uitgegeven.
Bijvoorbeeld: de overheid investeert € 10 mld extra  →  waardoor het nationaal inkomen uiteindelijk met € 15 mld stijgt.

ΔY = multiplier × Δ Autonome Besteding

We kunnen dit effect laten zien met behulp van een kringloopschema, waarbij we voor het gemak het buitenland even weg laten:

Om de onderbesteding (en de daarmee samenhangende werkloosheid) op te lossen gaat de overheid haar eigen bestedingen verhogen met 50 mln euro.

kringloop2

De extra vraag door de overheid leidt tot extra productie bij bedrijven.
De bedrijven kopen de benodigde productiefactoren in van de gezinnen.

De gezinnen ontvangen voor de levering van de extra productiefactoren extra (nationaal) inkomen.
Dit is niet alleen looninkomen, doordat er extra personeel nodig is, maar ook winstinkomen/huurinkomen/rente-inkomen.

kringloop3

De gezinnen die dit extra inkomen ontvangen zullen een deel daarvan aan de belastingdienst (overheid) moeten afstaan, zullen een deel daarvan sparen, maar zullen het grootste deel van hun extra inkomen gebruiken voor extra bestedingen / extra consumptie.

Deze extra bestedingen, leiden wéér tot extra productie bij bedrijven.

kringloop4

Opnieuw moeten de bedrijven extra productiefactoren inhuren om de extra gevraagde consumptiegoederen te kunnen produceren.

Opnieuw verdienen er gezinnen extra inkomen met het leveren van die productiefactoren.

We zien dat het nationaal inkomen nu al in totaal met 85 mln. euro is toegenomen.

kringloop5

Dit extra/extra inkomen van gezinnen wordt ook weer voor een deel geconsumeerd, zal wederom leiden tot extra productie, waardoor wéér extra inkomen bij gezinnen terecht komt, dat deels zal worden besteed, enz. enz. enz…

Uiteindelijk zal deze cirkel van extra vraag, extra productie en extra inkomen uitgewerkt raken, omdat er steeds een deel van het inkomen niet wordt gebruikt voor consumptie en productie in eigen land. Het nationaal inkomen zal dan met een veelvoud van de originele overheidsimpuls van 50 mln. euro zijn gestegen.

Deze kringloop van geld, die leidt tot het multipliereffect, wordt afgezwakt door een drietal lekken:

  • Belastinglek
    – een deel van het extra inkomen van gezinnen wordt afgedragen aan belasting en leidt niet meer opnieuw tot extra productie en dus extra inkomen.

  • Spaarlek 
    – een deel van het extra inkomen van gezinnen wordt gespaard en leidt niet meer opnieuw tot extra productie en dus extra inkomen.

  • Importlek 
    – een deel van het extra inkomen van gezinnen wordt uitgegeven in het buitenland (import) en leidt niet meer opnieuw tot extra productie en dus extra inkomen in eigen land.

lekken

print