Aan de hand van diverse economische grootheden bepaalt het CBS voortdurend in welke fase de conjunctuur van Nederland zich bevindt. Door de golvende beweging van de bestedingen wisselen periodes van hoog- en laagconjunctuur elkaar af.

De conjunctuurgolf

De economische groei wordt in Nederland gemeten door diverse instanties. Het CBS, maar ook het CPB en DNB kijken nauwlettend naar de economische groei en dus naar de stand van de conjunctuur.

Wanneer we de economische groei van Nederland per kwartaal bekijken, ontstaat het volgende beeld.

bestedingen

staafjes geven de groei per kwartaal in procenten ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar

In deze grafiek kunnen we duidelijk zien dat de conjunctuur een golfbeweging laat zien.
De groene lijn laat een trendmatige groei voor Nederland in deze periode van zo’n 2,5% zien. We zien daarna dat periodes van bovengemiddelde groei en slechtere periodes elkaar afwisselen. De trend is immers een gemiddelde!
Er wordt dan gesproken van respectievelijk een hoog- of laagconjunctuur.

We spreken van een recessie als de economische groei een aantal kwartalen achter elkaar negatief is, zoals begin 2009 en begin 2012.

Op de golf – fase van hoogconjunctuur

We spreken van een hoogconjunctuur indien de economie meer dan gemiddeld groeit.

De grote economische groei in deze periode wordt veroorzaakt door een toename van de bestedingen. De gezamenlijke uitgaven van gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland groeien tijdens een hoogconjunctuur harder dan gemiddeld.

Omdat bij hoogconjunctuur de toename van de bestedingen de productiecapaciteit vaak overtreft, zal in deze periode de inflatie toenemen. We spreken dan van bestedingsinflatie.
Een belangrijk deel van de extra bestedingen wordt betaald met leningen. Omdat het consumenten- en producentenvertrouwen hoog is, is er een grote bereidheid om geld te lenen. Deze stijgende vraag naar krediet laat de rente stijgen.

Omdat de productiecapaciteit maximaal gebruikt wordt is er ook veel werk. De werkloosheid zal dus erg laag zijn. Bedrijven hebben moeite om aan (goed) personeel te komen. Tijdens zo’n krappe arbeidsmarkt neemt de onderhandelingsmacht van de vakbonden toe en hebben de lonen de neiging meer te stijgen dan normaal. Deze hogere loonstijgingen kunnen ook weer extra inflatie veroorzaken; kosteninflatie. Er ontstaat zelfs het gevaar op een loon-prijs-spiraal, waarbij prijsstijgingen en loonstijgingen elkaar steeds verder opdrijven.

Deze economische periode wordt dus gekenmerkt door:

  • hoge economische groei

  • stijging van de inflatie

  • krappe arbeidsmarkt

  • hoog consumenten- en producentenvertrouwen

  • veel kredietverlening en een stijgende rente

Op de golf – fase van laagconjunctuur

We spreken van een laagconjunctuur indien de economie minder dan gemiddeld groeit.

De lage economische groei in deze periode wordt veroorzaakt door afnemende bestedingen. De gezamenlijke uitgaven van gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland groeien tijdens een laagconjunctuur minder harder dan gemiddeld.
Laagconjunctuur is dus meestal een groeivertraging. Wanneer de economische groei een aantal kwartalen achter elkaar negatief wordt, spreken we van een recessie .

Bij laagconjunctuur wordt een groot deel van de productiecapaciteit niet gebruikt.
Daarom is er ook niet veel werk. De werkloosheid zal dus hoog zijn. Werknemers hebben moeite om een baan te vinden en werkenden maken zich zorgen over dreigend ontslag. Tijdens zo’n ruime arbeidsmarkt neemt de onderhandelingsmacht van de vakbonden sterk af. Lonen hebben de neiging niet meer te stijgen. Dalende lonen komen in Nederland nog niet zo vaak voor.
De lage loonstijgingen en de lage bezettingsgraad, zorgen ervoor dat prijzen in deze fase van de conjunctuur nauwelijks stijgen. Door de neerwaardse loonstarheid, zullen (/ kunnen) de prijzen echter niet snel dalen.

Omdat het consumenten- en producentenvertrouwen laag is, is er nauwelijks bereidheid om geld te lenen. De dalende vraag naar krediet laat de rente dalen.

Deze economische periode wordt dus gekenmerkt door:

  • lage economische groei, of zelfs krimp

  • dalende inflatie, of zelfs deflatie

  • ruime arbeidsmarkt

  • laag consumenten- en producentenvertrouwen

  • weinig kredietverlening en een dalende rente

Conjunctuurklok

De economische groei is een resultaat van heel veel macro-economische gebeurtenissen. Om de economische groei beter te kunnen voorspellen zet het CBS veel van deze ontwikkelingen in één grafiek. Je kunt aan zo’n conjunctuurklok heel duidelijk zien hoe de economie ervoor staat en waar hij waarschijnlijk naar toe gaat.
In onderstaand voorbeeld kun je bijvoorbeeld zien dat de economie in januari 2000 er beduidend beter voor stond dan in juni 2012.

Januari 2000

conjunctuurklok hoogconjunctuur

Juni 2012

Conjunctuurklok recessie

Indicatoren

In de conjunctuurklok wordt de ontwikkeling van de economie dus bijgehouden aan de hand van diverse indicatoren.
Sommige van die indicatoren lopen vóór op de feitelijke economische ontwikkeling, anderen lopen er standaard achteraan. Een paar belangrijke indicatoren zijn:

Voorlopend

  • Consumentenvertrouwen

  • Producentenvertrouwen

Gelijklopend

  • BBP

  • Investeringen

  • Consumptie

Achterlopend

  • Werkloosheid

  • Werkgelegenheid

Conjunctuurklok samen met de conjunctuurgolf

Zoals in het CBS-filmpje wordt verteld, kunnen de 4 kwadranten in de klok vergeleken worden met de seizoenen. Ook die volgen elkaar in een vaste volgorde.
In onderstaande afbeelding is de conjunctuurgolf over de conjunctuurklok geprojecteerd. Bedenk daarbij dat de horizontale lijn de trendmatige (gemiddelde) groei weergeeft.

conjunctuurklok

Op de golf – fase van herstel

In de herstelfase begint de economie, na een slechte periode, weer voorzichtig te groeien.
Eén van de eerste tekenen daarvoor zijn de orders die bedrijven onderling aan elkaar geven. Bedrijven moeten vooruitlopend op de verwachte extra verkopen hun productie uitbreiden en zullen daarvoor hun inkopen bij andere bedrijven in opdracht geven.

Het voorzichtig groeien van de productie betekent echter nog niet dat de werkloosheid gaat dalen.
Bedrijven zullen in eerste instantie de extra productie met het huidige personeel realiseren. Wanneer er extra personeel nodig is, zullen bedrijven flexwerkers inschakelen. De groei is onzeker, dus bedrijven willen niet vast komen te zitten aan nieuw personeel. Voor uitzendkrachten en zzp-ers neemt de werkgelegemheid als eerste toe.

Pas wanneer duidelijk is dat de economische groei zal doorzetten, zullen bedrijven ook weer nieuw (vast) personeel proberen aan te trekken.

Op de golf – fase van afname

In deze fase zakt de economische groei na een periode van flinke groei terug.
Er is minder werkgelegenheid, maar de werkloosheid stijgt nog niet. Werkgevers zijn nog onzeker of de economische daling doorzet. Daarom houden zij personeel nog even vast, ook al is een deel overbodig geworden.

Wanneer duidelijk wordt dat de economische groei verder zal afnemen, zullen werkgevers personeel (waar mogelijk) laten afvloeien. Er worden weinig nieuwe werknemers in vast dienstverband aangenomen. Werk wordt liever uitbesteed aan zzp-ers, zodat het bedrijf minder risico loopt.
In deze fase neemt ook het aantal faillissementen toe.

De groeiende werkloosheid versterkt de economische neergang, omdat mensen een deel van hun inkomen verliezen. Gelukkig wordt de daling van de koopkracht, dankzij werkloosheidsuitkeringen, in eerste instantie nog beperkt.
De groeiende onzekerheid en het dalende consumentenvertrouwen zorgen ervoor dat de bestedingen nog verder zullen dalen.

print