De bereidheid om risico’s te nemen is bepalend voor veel beslissingen in de economie. Dit geldt voor het wel of niet beleggen van vermogen in aandelen of obligaties of sparen bij de bank. Ook speelt dit een rol bij de beslissing om een bepaald risico te verzekeren.
Carlijne is lerares in opleiding. Voor een stageopdracht economie doet zij onderzoek naar het risicogedrag van mensen. Uit de literatuur blijkt dat mensen onder te verdelen zijn in drie groepen, afhankelijk van de mate waarin ze bereid zijn risico’s te nemen. Die groepen zijn, in oplopende mate van risicobereidheid:

  • mensen met een risicoavers gedrag

  • mensen met een risiconeutraal gedrag

  • mensen met een risicozoekend gedrag

Bron 10 –  drie beleggingsproducten van Bankinvest

beleggen

Gebruik bron 10.

1 In welk van de drie beleggingsproducten van Bankinvest zal een risicoavers persoon zijn vermogen bij voorkeur beleggen? Motiveer de keuze.

Vertaling risicoavers: “niet graag risico nemen”

Welk product heeft het kleinste risico?

Om meer inzicht te krijgen in risicogedrag, analyseert Carlijne een spel dat op de televisie wordt uitgezonden. Bij dit spel moeten meerkeuzevragen worden beantwoord. De kandidaat kan bij elke vraag kiezen uit vier antwoorden waarvan er één juist is. Een kandidaat in de laatste speelronde heeft al € 50.000 bij elkaar gespeeld en is bij de laatste vraag aangekomen. De kandidaat weet het antwoord op deze vraag niet en moet gokken. Er zijn nu twee opties.

  • De kandidaat stopt en ontvangt een opbrengst van € 50.000.
  • De kandidaat speelt en ontvangt de hoofdprijs van € 250.000 als het gegeven antwoord op de laatste vraag juist is. Bij een fout antwoord ontvangt hij uiteindelijk € 0 en verder alleen een handdruk van de presentator.

Stel dat deze kandidaat risiconeutraal is.

2 Zal de kandidaat dan stoppen of spelen? Verklaar het antwoord door een vergelijking te maken van de te verwachten opbrengst in beide situaties.

Risiconeutraal betekent dat de persoon een keuze zal maken op basis van de objectieve cijfers.

Bereken dus hoeveel de opbrengst van doorspelen is op basis van de 25% kans.

Vervolgens doet Carlijne een experiment in een klas. In deze klas zitten dertig leerlingen die allemaal een mobiele telefoon hebben. De gemiddelde nieuwwaarde van deze telefoons bedraagt € 200. De diefstalgegevens zijn bekend: ieder jaar wordt één op de tien mobiele telefoons gestolen. Carlijne stelt voor het diefstalrisico te verzekeren door de schadelast gelijkwaardig te verspreiden over de hele klas.

3 Bereken de verwachte schadelast en de verzekeringspremie die Carlijne minimaal per leerling per jaar moet vragen.

De stappen zijn als in de vraag aangegeven:

  • eerst de gezamenlijke schadelast berekenen op basis van waarde telefoons en kans op diefstal;
  • dan de verwachtte schade verdelen over de deelnemers

Dit verzekeringsvoorstel van Carlijne leidt tot een discussie in de klas.
Fatma: “Maar dan moet je er wel voor zorgen dat iedere leerling uit de klas meedoet, anders doen alleen leerlingen mee die slordig met hun spullen omgaan.”
Kader: “Door dit te verzekeren stimuleer je juist dat sommige leerlingen slordiger met hun mobiele telefoon omgaan.”
Julia: “Klopt, Kader: die klasgenoten vormen een groter risico en moeten daarom méér betalen dan andere klasgenoten.”

De bovenstaande drie leerlingen doelen elk op één van de volgende economische begrippen:

  • averechtse selectie
  • eigen risico
  • meeliftgedrag
  • moreel wangedrag
  • premiedifferentiatie
4 Welk economisch begrip past het beste bij welke uitspraak? Noteer als volgt:
Fatma: …………………………
Kader: …………………………
Julia: …………………………

Leervraag: zorg dat je de definitie van de genoemde begrippen kent.

In het algemeen geldt bij verzekeringen dat premiedifferentiatie een geschikt middel is om averechtse selectie te beperken.

5 Leg dit uit.

Waarom stoppen goede risico’s met zich verzekeren als er averechtse selectie is?

Wat is de betekenis van premiedifferentiatie?

1

de spaarrekening SpaarVast

Uit de verklaring moet blijken dat een persoon die risicoavers is, zal kiezen voor het beleggingsproduct met het kleinste risico op vermogensverlies en de spaarrekening van deze drie producten de enige keuze is met een vast percentage rendement / waarbij de inleg in elk geval terugverdiend zal worden.

2

spelen

Uit de verklaring moet blijken dat spelen 25% kans biedt op € 250.000: dat is € 62.500, terwijl stoppen maar € 50.000 oplevert.

3

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

  • 1/10 × (30 × € 200) = € 600 verwachte schadelast
  • € 600/30 = € 20 premie (per leerling per jaar)
4

Fatma: averechtse selectie
Kader: moreel wangedrag
Julia: premiedifferentiatie

5

Een antwoord waaruit blijkt dat met premiedifferentiatie goede risico’s minder gaan betalen dan slechte risico’s (voor een zelfde dekking), waardoor voorkomen kan worden dat goede risico’s er voor kiezen om zich niet te verzekeren en de verzekeraar alleen de slechte risico’s overhoudt als klant.

print