Wanneer alle onderdelen van een reeks even belangrijk zijn, bereken je een enkelvoudig gemiddelde.
Zijn de onderdelen niet even belangrijk, dan moet je een samengesteld gewogen gemiddelde uitrekenen.

Enkelvoudig gemiddelde

Bij een gemiddelde verdeel je alles gelijkmatig.

Als alle cijfers even belangrijk zijn, berekenen we van een enkelvoudig gemiddelde.

Om het enkelvoudige gemiddelde te berekenen tellen we alle cijfers bij elkaar op en delen we dit totaal door het aantal cijfers.

Vaak moet je een gemiddelde uitreken van een getal dat al opgeteld is.
Bijvoorbeeld wanneer je het totale inkomen van alle Nederlanders (€ 800 mld.) krijgt en het aantal Nederlanders (17 mln.).

Deze € 800 mld. is de optelsom van 17 mln. losse getallen.
Het gemiddelde reken je dus ook uit door het totaal te delen door het aantal cijfers:

€ 47.058,82 per persoon.

 

Voorbeeld

Van vier leerlingen uit 3 vwo weten we hoeveel geld zij op hun spaarrekening hebben staan:
€ 12, € 34, € 100 en € 204

Hoeveel hebben zij gemiddeld op hun spaarrekening staan?

⇒ Gemiddeld € 87,50

Samengesteld gewogen gemiddelde

Wanneer je rekening houdt met het feit dat de ene waarde belangrijker is dan de andere waarde, dan gebruiken we van een samengesteld gewogen gemiddelde.

Dat doe je als leerling elke keer wanneer je uitrekent wat je gemiddeld voor een vak staat, zoals in onderstaand voorbeeld.

Je berekent een gewogen gemiddelde door elke waarde (elk cijfer) te vermenigvuldigen met hun belang (=wegingsfactor).
Vervolgens deel je het totaal door het aantal getallen dat in het gemiddelde wordt meegenomen. Dat totaal aantal getallen bestaat uit het totaal van de wegingsfactoren.

Formule gewogen gemiddelde

Voorbeeld

Je haalt de volgende cijfers:
   so:   4 – 6 – 8 (die 1× tellen)
   rep:  6 – 7 (die 2× tellen)
   se:   7 (die 4× telt)

Je staat daardoor gemiddeld:

print