Domeinen Markten en Samenwerken & Onderhandelen

In een land binnen de eurozone zijn twee private instellingen voor hoger beroepsonderwijs actief: business school A (BSA) en business school B (BSB). Daarnaast bestaan er publieke instellingen voor hoger onderwijs, gefinancierd door de overheid. Studenten aan de publieke onderwijsinstellingen hoeven vooralsnog geen lesgeld of collegegeld te betalen en de studieduur is onbeperkt. BSA en BSB streven elk op korte termijn naar een zo groot mogelijke omzet. Voor het lopende collegejaar is het collegegeld van BSA € 15.000 en van BSB € 20.000 per student.

De directies gaan uit van de volgende functies:

  • Qva = -0,2 Pa + 0,1 Pb + 0,05 Po + 4.500
  • Qvb = 0,25 Pa – 0,3 Pb + 0,04 Po + 8.000

Qva = aantal studenten van BSA
Qvb = aantal studenten van BSB
Pa = collegegeld per jaar van BSA
Pb = collegegeld per jaar van BSB
Po = collegegeld publieke onderwijsinstellingen (vooralsnog: Po = nul)

BSA en BSB hebben geen andere inkomsten dan collegegeld.

1 Ondervinden de private onderwijsinstellingen de sterkste concurrentie van elkaar of juist van de publieke onderwijsinstellingen? Licht het antwoord toe aan de hand van de relevante coëfficiënten in beide functies.

Coëfficiënten zijn de getallen voor de P in de vergelijking.
Wat is de betekenis van zo’n getal?

2 Bereken met behulp van bovenstaande vergelijking de bovengrens van de betalingsbereidheid die een student kan tonen voor een opleiding aan BSA, gegeven de beschikbare alternatieven.

Betalingsbereidheid is de maximale prijs die de student voor BSA wil betalen gegeven de andere prijzen.

Voor het komende collegejaar overwegen de directies van BSA en BSB onafhankelijk van elkaar om de collegegelden te verhogen met 10%. Op basis van bovenstaande functies is onderstaande pay-off matrix opgesteld.

matrix 1  procentuele veranderingen van de totale opbrengsten aan collegegelden ten opzichte van de huidige situatie

3 Geef de berekening van de waarde van 0,57% linksonder in de matrix op basis van de gegeven functies.

TO = P × Q
Bereken de omzet in zowel de oude als de nieuwe situatie.

4 Beargumenteer wat op basis van de pay-off matrix zal gebeuren met het verschil in collegegeld tussen BSA en BSB.

Gebruik de best-response methode.

De minister van Onderwijs overweegt collegegeld in te voeren voor studenten aan publieke instellingen voor hoger onderwijs. Hij stelt:

  • “De huidige financiering van het publieke onderwijs is een vorm van verplichte solidariteit binnen de samenleving.
  • Aangezien bij publieke onderwijsinstellingen nu nog geen collegegeld hoeft te worden betaald kan daar bij studenten moral hazard optreden.
  • Hierdoor kan het draagvlak voor deze solidariteit worden aangetast.”
5 Verklaar de drie onderdelen van de stelling van de minister.

Solidariteit = samen de kosten dragen
Moral hazard = ongewenst gedrag vertonen, omdat je daar zelf de gevolgen niet van draagt
Draagvlak = aantal mensen dat bereid is om mee te doen/betalen

1

van elkaar
Uit de coëfficiënten (0,1 en 0,25 groter dan respectievelijk 0,05 en 0,04) blijkt dat de afzet van zowel BSA als BSB sterker wordt beïnvloed door de prijs van de ander dan door de prijs van de publieke onderwijsinstellingen.

2

Voor de beschikbare alternatieven geldt:
Pb = € 20.000 en Po = 0
Stel Qva = −0,2 Pa + 0,1 × 20.000 + 0 + 4.500 = 0
0,2 Pa = 6.500 → maximale betalingsbereidheid: Pa = € 32.500

3

Qva = −0,2 × 15.000 + 0,1 × 20.000 + 0 + 4.500 = 3.500 studenten
TOa = 3.500 × 15.000 euro = 52,5 mln. euro
Qva nieuw = −0,2 × 16.500 + 0,1 × 20.000 + 4.500 = 3.200
TOa nieuw = 3.200 × 16.500 euro = 52,8 mln. euro
TOa stijgt met 0,57%

4

Een voorbeeld van een juiste argumentatie is:

  • Voor BSA is verhoging van het collegegeld de dominante strategie:
    bij elke keuze van BSB is voor BSA een verhoging van het collegegeld de beste optie (0,57% stijging van de omzet is beter dan 0%, resp. 6,86% is beter dan 5,71%)
  • Voor BSB is gelijk houden van het collegegeld de dominante strategie / Bij elke keuze van BSA is voor BSB het gelijk houden van het collegegeld de beste optie (0% verandering van de omzet is beter dan een daling van 1,48%, resp. 6,52% is beter dan 5,70%)
  • Aangezien BSA in de startsituatie het laagste collegegeld vroeg (€ 15.000), wordt het verschil tussen het collegegeld bij BSA en BSB dus kleiner
5

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

  • Financiering van publieke onderwijsinstellingen vindt plaats via belastingheffing. De samenleving draagt hier derhalve verplicht aan bij.
  • Aangezien studenten geen collegegeld hoeven te betalen kan moral hazard optreden, doordat zij bij onvoldoende studie-inspanning slechts in beperkte mate zelf de financiële gevolgen merken (welke grotendeels ten laste komen van de samenleving).
  • Als bij de belastingbetaler de indruk ontstaat dat deze moet betalen voor studenten die zich slecht inzetten kan dit het draagvlak voor de verplichte solidariteit aantasten.
print