De economie van een land is in een diepe recessie terecht gekomen. De regering van dit land overweegt een anti-cyclisch begrotingsbeleid te gaan voeren met het doel het binnenlands product op een hoger niveau te brengen. De regering is ook van plan de centrale bank van het land te vragen dit beleid te ondersteunen met rentebeleid dat gericht is op een toename van de geldhoeveelheid. In de onderstaande figuur zijn de macro-economische situatie van dit land en het beoogde effect van het begrotings- en monetaire beleid weergegeven.

aggregqvqa2010_1

P = algemeen prijspeil
Yr = reëel binnenlands product
A = macro-economische aanbodlijn
V = macro-economische vraaglijn

Of het begrotings- en monetaire beleid het beoogde effect ook zal hebben, is onzeker. Het land heeft namelijk een zeer open economie met een geliberaliseerd internationaal kapitaalverkeer en zwevende wisselkoersen. De economieën van de handelspartners van dit land verkeren bovendien eveneens in een diepe recessie.

De regering is bijeen om over het te voeren beleid te praten en diverse ministers leveren een bijdrage aan de discussie. Hieronder staan enkele uitspraken van de ministers tijdens deze vergadering.

  • De minister van Financiën: 
    We moeten aannemen dat op korte termijn de omloopsnelheid van de geldhoeveelheid niet verandert. Als de regering haar doel wil bereiken, moet volgens de verkeersvergelijking van Fischer de geldhoeveelheid toenemen.

  • De minister van Economische Zaken: 
    Zowel het consumenten- als het producentenvertrouwen bevindt zich op een dieptepunt waardoor het door de regering gevraagde rentebeleid van de centrale bank niet effectief zal zijn.

  • De minister van Buitenlandse Handel: 
    Als de regering haar begrotingstekort voor een deel op de buitenlandse kapitaalmarkt financiert, zal er ook zonder rentebeleid van de centrale bank sprake zijn van een toename van de geldhoeveelheid.

  • De minister van Internationale Samenwerking: 
    Het door de regering voorgenomen beleid zal weinig effect hebben als ons begrotings- en monetaire beleid niet is afgestemd op het begrotings- en monetaire beleid van onze handelspartners.

1 Geef een verklaring voor het horizontale verloop van het linkerdeel van de macro-economische aanbodlijn.

In het horizontale gedeelte gaat de hoeveelheid productie omhoog, zonder dat de prijs omhoog gaat.
In het verticale deel gaat de hoeveelheid níet omhoog maar alleen de prijs, omdat de productiecapaciteit bereikt is.

2 Geef een verklaring voor de stelling van de minister van Financiën met betrekking tot de geldhoeveelheid.

De verkeersvergelijking van Fischer luidt:
M × V = P × T

M = geldhoeveelheid (die moet blijkbaar toenemen)
V = omloopsnelheid (en die is volgens de minister constant)
P = prijsniveau
T = hoeveelheid productie

3 Geef een verklaring voor de stelling van de minister van Economische Zaken met betrekking tot de effectiviteit van het rentebeleid.

Elke lening (ook een relatief goedkope) betekent dat je in de toekomst geld moet betalen aan rente en aflossing.
En tijdens een recessie is het producenten- en consumentenvertrouwen erg laag.

4 Geef een verklaring voor de stelling van de minister van Buitenlandse Handel met betrekking tot de toename van de geldhoeveelheid. 

De belangrijkste bronnen van geldschepping (groei van de geldhoeveelheid) zijn:

  • girale kredietverlening door primaire banken en
  • transformatie (van bijna-geld in geld) van bijvoorbeeld spaartegoeden of vreemde valuta’s

De vergaderende ministers begrijpen niet goed wat de minister van Internationale Samenwerking bedoelt. Hij geeft daarom een nadere toelichting.

5 Schrijf deze toelichting. Betrek daarin afzonderlijk het begrotingsbeleid en het monetaire beleid. Geef bij elk beleid één argument. De argumenten moeten passen in de gegeven context.
Gebruik ongeveer 75 woorden.

Begrotingsbeleid: gegeven is dat het land een zeer open economie heeft, hetgeen betekent dat er veel export en import plaats vindt.

Monetair beleid: er is sprake van geliberaliseerd internationaal kapitaalverkeer, hetgeen betekent dat kapitaal zonder belemmering van het ene naar het andere land verplaatst kan worden.

1

Een antwoord waaruit blijkt dat er sprake is van (grote) onderbezetting van de productiecapaciteit zodat aan de toename van de vraag (gemakkelijk) voldaan kan worden.

2

Een antwoord waaruit blijkt dat Yr stijgt bij gelijkblijvende P; als P × Yr op een hoger niveau komt, moet ook M × V op een hoger niveau komen en (bij een constant veronderstelde V) moet M dus toenemen.

3

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

  • Een antwoord waaruit blijkt dat de centrale bank de rentetarieven wel kan verlagen maar dat het twijfelachtig is of consumenten en producenten gezien hun pessimisme daardoor worden aangezet meer krediet op te nemen.
  • Een antwoord waaruit blijkt dat een verlaging van de rente wijst op (het ontstaan van) deflatie en consumenten en producenten daarop kunnen anticiperen door te gaan oppotten waardoor de particuliere bestedingen stagneren.
4

Een antwoord waaruit blijkt de binnenlandse geldhoeveelheid toeneemt als de door de regering geleende vreemde valuta’s worden omgezet in de binnenlandse valuta (en vervolgens worden uitgegeven).

5

Bij het begrotingsbeleid valt te denken aan:

  • Een verhoging van de overheidsbestedingen leidt tot een grotere import en dus niet tot meer binnenlandse productie tenzij ook andere landen de overheidsbestedingen vergroten.
  • Een verhoging van de overheidsbestedingen kan met protectionistische neigingen gepaard gaan en zo de internationale handel afremmen tenzij landen hun grenzen niet gaan afsluiten.

Bij het monetaire beleid valt te denken aan:

  • Bij een renteverlaging wordt het land minder aantrekkelijk voor beleggers zodat beleggingen het land verlaten en de geldhoeveelheid afneemt tenzij de andere landen hun rente ook verlagen.
  • Door een renteverlaging daalt de koers van de valuta van het land en krijgt het land een onbedoeld concurrentievoordeel hetgeen tegenmaatregelen kan uitlokken tenzij landen de rente gezamenlijk verlagen.
print