De kandidaat kan in contexten analyseren dat het ruilproces de basis vormt voor een optimale inzet van middelen en iedereen optimaal zijn comparatieve voordelen kan benutten. Voorts kan de leerling analyseren dat ruil arbeidsdeling mogelijk maakt en op welke manier geld het ruilproces soepeler laat verlopen.

Ruil

Een kandidaat kan in contexten:

  • het onderscheid tussen productie en consumptie verklaren en de functie van ruil hierin beschrijven;

  • motieven van winststreven en behoeftebevrediging verklaren;

  • de stelling bekritiseren dat bij ruil mannen meer waarde hechten aan statusgoederen dan vrouwen

  • comparatieve en absolute kostenvoordelen onderscheiden en aantonen dat deze niet alleen een rol spelen bij internationale ruil maar ook binnen het gezin;

  • aantonen dat bij ruil wederzijds voordeel ontstaat;

  • met voorbeelden uitleggen op welke wijze specialisatie en arbeidsdeling de arbeidsproductiviteit toe kan nemen;

  • met behulp van transactiekosten verklaren waarom bedrijven bestaan of waarom bedrijven zich splitsen;

  • de samenhang ontdekken tussen eigendomsrechten en transactiekosten.

Geld als smeermiddel van ruil

Een kandidaat kan in contexten:

  • voorbeelden geven van geld als ruil-, reken- en oppotmiddel;

  • verklaren waarom transactiekosten niet alleen in geld kunnen worden uitgedrukt en waarom transactiekosten bij ruil door de introductie van geld gedeeltelijk verdwijnen;

  • randvoorwaarden beschrijven van het functioneren van een geldsysteem (zoals fiducie en technische vereisten);

  • chartaal geld van giraal geld onderscheiden;

  • met voorbeelden uitleggen op welke wijze een commerciële bank door geldschepping zijn liquiditeitspositie kan veranderen en dit rekenkundig onderbouwen;

  • intrinsieke en extrinsieke waarde van geld onderscheiden en deze begrippen in relatie brengen met de Wet van Gresham.

print