Vraag 1

Max mag van zijn ouders een verjaardagsfeestje geven. Hij krijgt € 20 om chips en frisdrank te kopen.
Een  zak chips kost (gemiddeld) € 0,89 en een fles frisdrank € 1,19.

a

Teken de budgetlijn van Max, waarbij je de chips op de y-as zet.

b

Stel de budgetfunctie op.
Gebruik voor het aantal zakken chips ‘Qc‘ en voor het aantal flessen frisdrank ‘Qf‘.

c

Wat zijn de opofferingskosten voor een extra fles frisdrank?

Vraag 2

Iedereen ervaart een spanning tussen inkomen en vrije tijd. Om drie uur minder per dag te werken moet je € 75 opofferen.

a

Wat zijn de opofferingskosten van een uur vrije tijd?

b

Neem onderstaande grafiek over en teken de budgetlijn erin.

c

Door een loonsverhoging nemen de opofferingskosten van een uur vrije tijd toe tot € 30.
Teken in dezelfde grafiek een tweede budgetlijn die ontstaat door een loonsverhoging.

d

Indien je € 360 wilt verdienen. Hoeveel bedragen dan de opofferingskosten?

Vraag 1

a Hele budget uitgeven aan chips: 22,5 zak chips
Hele budget uitgeven aan frisdrank: 16,8 flessen

b

Budget = (bedrag voor chips) + (bedrag voor frisdrank)
20 = (0,89 × Qc) + (1,19 × Qf)
20 = 0,89Qc + 1,19Qf
-0,89Qc = 1,19Qf – 20
Qc = -1,34Qf + 22,5

c

Om een extra fles frisdrank te kopen moet hij 1,34 zakken chips opofferen (hellingsgetal budgetlijn!)

Vraag 2

a

Elk uur vrije tijd, kun je niet werken. Je offert dan € 25 inkomen.

b
c
d

Om € 360 te verdienen, moet je 12 uur werken. Je offert dus 12 uur vrije tijd.

print