De overheid kan met haar begrotingsbeleid de conjunctuurbeweging  zowel afzwakken als versterken. Dat is veelal een politieke keuze.
Er zijn echter ook enkele automatische stabilisatoren, waarvoor geen nieuw overheidsbeleid nodig is.

Anti- of Pro-cyclisch

Door een golfbeweging van de bestedingen, wisselen periodes van sterke economische groei en periodes van zwakke groei of krimp elkaar af. Beide periodes hebben nadelen.

In slechte economische tijden, periodes van onderbesteding, is het voornaamste probleem werkloosheid.
In periodes dat er teveel besteed wordt, kan de inflatie flink oplopen.

Overheidsmaatregelen kunnen de conjunctuurgolf afzwakken of versterken.

De overheid kan ervoor kiezen om een conjunctuurbeleid te voeren dat de nadelen van hoog- of laagconjunctuur beperkt.
Dat kan door de overheidsbegroting tegen de conjunctuur in te laten werken: anti-cyclisch begrotingsbeleid (A).

anti-cyclisch begrotingsbeleid

De overheid kan er echter ook voor kiezen om een beleid te voeren dat de conjunctuur versterkt. In dat geval spreken we van pro-cyclisch begrotingsbeleid (P). In zo’n geval wíl de overheid de conjunctuurgolf niet versterken, maar is zij van mening dat andere effecten belangrijker zijn dan de conjunctuur. Dat zijn dan veelal structurele ontwikkelingen.

Anti-cyclisch begrotingsbeleid

Dat anti-cyclisch inzetten van de begroting komt erop neer dat:

In een periode van onderbesteding de overheid:
a. haar eigen uitgaven zal vergroten
→ zodat er meer vraag ontstaat → zodat er meer productie nodig is → zodat er meer arbeiders nodig zijn → zodat de conjuncturele werkloosheid daalt.
b. de belastingen zal verlagen
→ zodat consumenten meer inkomen over houden → zodat er meer vraag ontstaat → zodat er meer productie nodig is → zodat er meer arbeiders nodig zijn → zodat de conjuncturele werkloosheid daalt.

Dit heeft wél tot gevolg dat de overheid een schuld gaat opbouwen, omdat de inkomsten dalen (belastingen omlaag) en de uitgaven stijgen (overheidsbestedingen omhoog).
Bovendien kunnen twee effecten het beleid sterk afzwakken:
– er kan een liquiditeitsval optreden, waardoor consumenten de belastingkorting gaan sparen en niet gaan uitgeven;
– extra uitgaven lekken via het kopen van geïmporteerde producten weg naar het buitenland.

In een periode van overbesteding de overheid:
a. haar eigen uitgaven verlaagt (bezuinigen)
→ zodat er minder vraag is → zodat de overbesteding af neemt → zodat bestedingsinflatie daalt.
b. de belastingen verhoogt
→ zodat consumenten minder inkomen over houden → zodat er minder vraag ontstaat → zodat de overbesteding af neemt → zodat bestedingsinflatie daalt.

In deze periode kan de overheid minder uitgeven en meer ontvangen, zodat de opgebouwde schuld in de periode van onderbesteding kan worden afgelost.
Helaas blijkt lenen politici en kiezers makkelijker af te gaan dan terug betalen, zodat de overheidsschulden inmiddels mede door dit beleid flink zijn opgelopen.

Pro-cyclisch begrotingsbeleid

Wanneer de overheid maatregelen neemt die de conjunctuurgolf versterken, spreken we van pro-cyclisch beleid (P).

Voorbeeld
De Nederlandse overheid heeft sinds 2002 voortdurend gekozen voor bezuinigingen in een periode dat het conjunctureel slecht ging. Hierdoor zorgde de overheid voor extra slecht draaien van de economie. De overheid versterkt de economische malaise. Dat noemen we een pro-cyclisch beleid.
De overheid heeft voor dit beleid gekozen omdat de overheidsschuld anders te sterk oploopt.
Deze bezuinigen leiden dan wel tot minder overheidsbestedingen en dus tot minder economische groei op korte termijn, maar moeten op langere termijn via gezonde overheidsfinanciën en een gezonde rente de economische groei juist veilig stellen. De structurele ontwikkeling werd belangrijker gevonden dan de conjuncturele ontwikkeling.

Zoals eerder gezegd lopen de meningen ook onder economen sterk uiteen.
Hoe langer de economische malaise echter aanhoudt, hoe sterker de roep voor een (beperkt) anti-cyclisch beleid wordt.
In 2013 stellen steeds meer economen zich de vraag of de overheid de economie ook kapot kan bezuinigen door uitsluitend te kijken naar haar schuldpositie.

Automatische stabilisatoren

De overheid heeft echter ook zonder nieuw beleid een anti-cyclische invloed.
Er zijn namelijk ook enkele automatische stabilisatoren:

  • Progressieve belasting
    Bij een progressieve belasting gaan mensen gemiddeld meer betaling betalen als het inkomen stijgt.

    Wanneer bij hoogconjunctuur het inkomen stijgt, moeten de burgers automatisch een groter deel van hun inkomen afstaan aan belastingen. Hun netto inkomen stijgt daardoor dus relatief minder. Daardoor zullen de extra bestedingen iets worden afgeremd. Dit werkt de groei dus automatisch tegen = anti-cyclisch.
    Bij laagconjunctuur werkt dit natuurlijk omgekeerd.

  • Inkomensafhankelijke uitkeringen
    Dit zijn uitkeringen die mensen ontvangen indien hun inkomen onder een bepaalde grens daalt.

    Bij laagconjunctuur verliezen mensen inkomen, of een deel van hun inkomen. Dat zal leiden tot nog minder bestedingen.
    Door het bestaan van de inkomensafhankelijke uitkeringen wordt voor veel mensen de daling van het inkomen beperkt. Dat beperkt dus ook de daling van de bestedingen. Het werkt de daling automatisch tegen = anti-cyclisch.

Een andere automatische stabilisator, waar de overheid minder direct invloed op heeft is:

  • Loonstarheid
    Wanneer lonen traag reageren op de conjunctuur, verzwakt dit de conjunctuurwerking.
    Lonen reageren traag door:

    • wettelijke regels, zoals minimumloon,
    • door langlopende contracten, zoals CAO’s en 
    • door lange besluitvormingstrajecten over arbeidsvoorwaarden, bijvoorbeeld CAO-onderhandelingen
    Wanneer bij hoogconjunctuur de productie groeit, stijgt de vraag naar arbeid. Door verkrapping van de arbeidsmarkt, zouden de lonen moeten gaan stijgen. Dit extra inkomen zal de economie nog harder laten groeien. Doordat lonen traag reageren op de economische ontwikkeling, verzwakt dit effect.
    Bij laagconjunctuur werkt dit mechanisme nóg sterker. Lonen reageren vooral neerwaarts erg traag.

print