Opdracht 1 – begrippen
| a |
Een speler heeft een dominante strategie wanneer hij, ongeacht wat de ander doet, steeds kiest voor dezelfde actie. |
| b |
Er is sprake van een Nash-evenwicht wanneer geen enkele speler zijn opbrengst kan verbeteren door eenzijdig een andere keuze te maken. |
| c |
Een uitkomst is Pareto-optimaal wanneer niemand zijn positie kan verbeteren zonder dat dit ten koste gaat van de ander. |
| d |
Bij een gevangenendilemma ontstaat een Nash-evenwicht dat niet optimaal is. Eenzijdig handelen kan de uitkomst niet verbeteren, maar door samenwerking zou een betere uitkomst tot stand kunnen komen. |
Opdracht 3
| a |
Laat zien dat beide partijen een dominante strategie hebben. Directie heeft dominante strategie op ‘laag bod’ |
| b |
Het Nash evenwicht (laag bod, hoge eis) is voor beide partijen ongunstig. |





