De leerling kan in contexten analyseren dat beperkte middelen en ongelimiteerde behoeften dwingen tot het maken van keuzes.

Een kandidaat kan in contexten:

  • de spanning verklaren die bestaat tussen behoeften en beperkte middelen en beoordelen in hoeverre keuzes gebaseerd zijn op een bepaalde mate van hiërarchie;

  • de samenhang ontdekken in het gegeven dat binnen gezinnen, ondernemingen en de overheid overeenkomsten en verschillen bestaan in de afwegingen die worden gemaakt op basis van alternatieve aanwendbaarheid;

  • de opofferingskosten bepalen die behoren bij keuzes die gezinnen en bedrijven maken;

  • onderzoeken of jongeren meer budgettaire problemen hebben dan ouderen.

print