Vermogensmarkt

Op de vermogensmarkt komen aanbieders van en vragers naar geld bij elkaar.
Dit zijn alle partijen die willen ruilen over de tijd.

Naast alle individuele particuliere partijen, zijn er een paar grote partijen op deze markt. De institutionele beleggers; banken, pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. En natuurlijk de overheid.

De vermogensmarkt wordt traditioneel verdeeld op basis van de looptijd van het financiële product. Bij een korte looptijd, korter dan 2 jaar, spreken we van de geldmarkt. Is de looptijd langer dan twee jaar, spreken we van de kapitaalmarkt.
Maar ook binnen deze deelmarkten is er een enorme diversiteit aan producten.

De prijs op de (deelmarkten van de) vermogensmarkt, de rente, wordt bepaald door vraag en aanbod.
Vertrouwen en risico’s bepalen in belangrijke mate hoeveel vraag of aanbod er is op een bepaald moment.

Bijvoorbeeld:

  • Als consumenten veel vertrouwen hebben in de toekomst, durven ze eerder geld te lenen. De vraag op de vermogensmarkt neemt toe, waardoor de rente stijgt.

  • Als het vertrouwen van aanbieders in de toekomst daalt, durven zij minder makkelijk hun geld uit te lenen. Een daling van het aanbod op de vermogensmarkt, leidt tot een stijging van de rente.

Risico’s

Het risico voor een aanbieder bestaat uit twee belangrijke componenten:

  • het debiteurenrisico
    = of de lener in staat zal zijn om in de toekomst het geleende bedrag terug te betalen.

    Het debiteurenrisico kan lager worden gemaakt door een onderpand, zoals bij een hypotheek.
    Het debiteurenrisico kan ook lager worden als iemand anders zich garant stelt voor de lening. Bijvoorbeeld ouders voor hun kind, of de overheid voor bepaalde bedrijfsleningen.
    Ook de reputatie van de lener speelt een rol, zoals bij overheden.
    Tenslotte is ook de termijn van de lening van belang, want hoe langer de lening – hoe groter de onzekerheid.

  • inflatie / geldontwaarding
    = door inflatie kan er in de toekomst minder worden gekocht met het bedrag dat wordt uitgeleend. Dat is natuurlijk niet aantrekkelijk voor de aanbieders.

    Hoe hoger de inflatie → hoe minder aantrekkelijk voor de aanbieders → minder aanbod op de vermogensmarkt → hogere rente.

    Op langere termijn is inflatie moeilijker in te schatten, dus neemt met een langere looptijd het risico voor de aanbieders toe. Hetgeen resulteert in een hogere rente voor leningen met een langere looptijd.

Het risico voor een vragers bestaat vooral uit het risico dat hun economische situatie verslechtert en zij niet meer in staat zijn om hun lening terug te betalen.
Inflatie is voor leners een voordeel: de reële waarde van de aflossing is kleiner dan op het moment van het afsluiten van de lening.

Toezicht

Toezicht op de markt, door de Autoriteit Consument en Markt, de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandse Bank, moet ook bijdragen aan het versterken van het vertrouwen in de financiële markten. Op die manier kan de rente zo laag mogelijk blijven.

In het bijzonder moeten we ons realiseren dat het beleid van DNB gericht is op een beperkte (en stabiele) inflatie. Als vragers en aanbieders op de financiële markten vertrouwen hebben in het functioneren van de Centrale Bank, is dat gunstig voor de hoogte van de rente.

print