Een elasticiteit is een vermenigvuldigingsgetal dat aangeeft hoe sterk de relatie tussen twee relatieve veranderingen is.

Met een elasticiteit kun je dus met één getal beschrijven hoe sterk de consumentenvraag reageert op een prijsverandering.
Of via één getal aangeven hoe sterk de omvang van de investeringen in een land reageert op de hoogte van de rente.

Positief / negatief verband

Een elasticiteit is een maatstaf om het verband tussen twee relatieve veranderingen uit te drukken.

Wanneer er een positief verband is tussen oorzaak en gevolg, is het vermenigvuldigingsgetal / de elasticiteit ook positief.
Een positief verband betekent dat ↑ → ↑ of ↓ → ↓.

Is er een negatief verband tussen oorzaak en gevolg, dan is het vermenigvuldigingsgetal / de elasticiteit ook negatief.
Een negatief verband betekent dat ↑ → ↓ of ↓ → ↑.

Meer / minder dan evenredige reactie

Aan de absolute waarde van de elasticiteit kunnen we zien hoe sterk het gevolg reageert op de oorzaak.

Hoe groter de (absolute waarde van de) elasticiteit, hoe groter de reactie:
+1% × ½ → +½%
+1% × 3 → +3%
+1% × 15 → +15%

Bij een elasticiteit van 0, is er géén reactie op de oorzaak.

Bij een elasticiteit kleiner dan 1 is er een zwakke reactie ⇒ gevolg reageert minder dan evenredig.
Zoals in bovenstaand voorbeeld (½) is de procentuele verandering van het gevolg KLEINER dan de procentuele verandering van de oorzaak.

Bij een elasticiteit groter dan 1 is er een sterke reactie ⇒ gevolg reageert meer dan evenredig.
Zoals in bovenstaand voorbeeld (3 en 15) is de procentuele verandering van het gevolg GROTER dan de procentuele verandering van de oorzaak.

Ceteris paribus

Bij het berekenen van een elasticiteit willen we weten hoe sterk OORZAAK en GEVOLG met elkaar samenhangen.
Het is dan van belang om alle andere veranderingen die het gevolg óók beïnvloeden constant te veronderstellen/maken.

ceteris paribus elasticiteiten

Wanneer we willen weten hoe sterk de vraag naar benzine reageert op de prijs van benzine, moeten we ervoor zorgen dat we alleen naar dát verband kijken.
Alle andere factoren die ook invloed hebben op de vraag naar benzine mogen niet worden meegenomen. Zoals we in het voorbeeld zien is de totale vraag naar benzine met 2% gestegen, terwijl de prijs van benzine met 5% steeg. Deze gegevens mag je niet aan elkaar verbinden, omdat de vraag steeg door allerlei andere factoren. Wanneer alle andere factoren worden uitgeschakeld, blijkt dat door de prijsstijging van benzine de vraag met 2% daalde.

 

print