De kandidaat kan in contexten analyseren dat, wanneer belangen van individuele actoren conflicteren, samenwerken en onderhandelen meer oplevert voor (markt)partijen dan vertrouwen op individuele acties. Centralisatie, waarbij (collectieve) dwang het middel is om acties tot stand te brengen, kan een alternatief coördinatiemechanisme zijn voor keuzes.

F1: Speltheorie

De kandidaat kan in de context herkennen en toepassen:

  • Het belang van voldoende en van gelijke informatie voor de spelers.

  • De weergave van het spel in een pay-off matrix of een spelboom (beslisboom).

  • Het onderscheid tussen een simultaan, een sequentieel spel en een herhaald (simultaan) spel.

  • Het optreden van een Nash-evenwicht.

  • Het optreden van een gevangenendilemma waarin sprake is van een dominante strategie voor de spelers met daarbij het suboptimale Nash evenwicht.

  • Een spelsituatie waarbij niet altijd een dominante strategie aanwezig is.

  • Zelfbinding als alternatief voor de eigen dominante strategie indien deze een lagere pay-off oplevert en het effect hiervan op de keuze die één of meerdere spelers gedurende het verdere verloop van het spel maken.

  • De invloed van sociale normen op de pay-offs in de matrix en het effect hiervan op de keuze die één of meerdere spelers gedurende het verdere verloop van het spel maken.

  • Het effect van de reputatie die de spelers gedurende het spel hebben opgebouwd op de pay-offs in de matrix gedurende een tijdsperiode en het effect hiervan op de keuze(s) die één of meerdere spelers gedurende het verloop van het spel maken.

  • De invloed van het herhalen van een simultaan spel op de mogelijke evenwichten.

  • De invloed van zelfbinding op de geloofwaardigheid van een dreiging, bijvoorbeeld de dreiging van een prijzenoorlog bij toetreding.

  • De afruil tussen binding en flexibiliteit bij langdurige relaties, bijvoorbeeld arbeidsrelaties, kartelafspraken en internationale handel.

F2: Suboptimale situaties

De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:

  • Het optreden van een berovingsprobleem indien er sprake is van verzonken kosten: kosten die al gemaakt zijn en niet kunnen worden teruggedraaid vanwege het specifieke karakter van de investering.

  • Het optreden van een tegenstelling tussen individueel en collectief belang bij collectieve goederen.

  • Het optreden van meeliftersgedrag indien er sprake is van een dominante strategie van niet bijdragen aan een collectief goed.

  • Het optreden en internaliseren van positieve of negatieve externe effecten.

print