In de moderne economie is het buitenland niet meer weg te denken.

Voor Nederlandse bedrijven is het buitenland een belangrijk afzetgebied. Bovendien zijn er steeds meer bedrijven die (een deel van) de productie verhuizen naar lage-lonen-landen.
Het buitenland is ook essentieel voor de levering van producten en grondstoffen. Of het nu gaat om luxe-goederen zoals exotisch fruit of om noodzakelijke goederen als aardolie, we zijn daarvoor afhankelijk van andere landen.

Internationale handel is goed voor de welvaart. Maar toch zijn er ook verliezers bij dit spel. Niet voor niets bestaan er zogenaamde anti-globalisten, die steeds wijzen op de nadeel van de (ongecontroleerde) internationale handel.
Bovendien zijn er landen die vrijhandel nastreven en tóch eigen sectoren beschermen tegen buitenlandse concurrentie. De World Trade Organisation (WTO) probeert deze vormen van protectionisme tegen te gaan.

Over de hele wereld zijn er groepen landen die samen een verregaande vorm van economische samenwerking aangaan. De eerste stap daarbij is altijd dat de onderlinge handelsbelemmeringen worden afgeschaft. Wanneer landen verder dit pad van samenwerking opgaan, ontstaan vormen van samenwerkingen zoals de EMU. Samenwerkende landen schaffen dan hun eigen valuta af en voeren gezamenlijk één munt in.

Met de invoering van één munt zijn deze landen dan direct verlost van een vervelde onzekerheidsfactor in de internationale handel: de onderlinge wisselkoers van de munten. Hoe groter de onzekerheid over de koers, hoe eerder bedrijven zullen afzien van internationale contracten. En dat komt de welvaart niet te goede.